HOME
ZOEKTIPS
LINKS en LITERATUUR
ORGELS
LAATSTE WIJZIGINGEN
OVER ONS
DONATIES


LAATST BIJGEWERKT OP 19-04-2024

Joriskerk

Ga naar de site van de patroonheilige
Ga naar site van het gebouw c.q. de parochie
 
Parochie/kerkgemeente: Protestantse Gemeente te Venlo
Dekenaat/kerkverband: Protestantse Kerk in Nederland
Soort gebouw: Kerkgebouw
Plaats: Venlo
Gemeente: Venlo
 
Adres: Sint Jorisstraat 16
Postcode: 5911 HC
 
Rijksmonumentennummer: 37162 Code: 5911HC-00016-01
Kadastrale gegevens: Venlo I 6012
 
Huidig gebruik: Protestantse Kerk in Nederland

 

Titelpagina van het boekje uit 1987. In 2007 verscheen een nieuw boekje (zie bijzondere voorwerpen en foto's)

Foto: december 2006

Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg

Hervormde kerk, in 1718 door P. van Bolnes in de vorm van een letter T gebouwd met gebruikneming van het laatgotische driezijdig gesloten koor uit 1509 van de voormalige Gasthuiskapel. Het 18e eeuwse gedeelte heeft een spits tegen de dwarsarm en rondboogvensters. Op de kruising een open torentje. Gerestaureerd na 1950. Grafzerk met 2 wapens. Klokkenstoel met klok van J.B.N. Gaulard, 1836, diam. 55 cm. (Datum: 20-04-1971).

Ruimtelijke context

De kerk ligt in het hart van Venlo in het winkelgebied.

Geschiedenis van de Hervormde Gemeente Venlo

(Ontleend aan bovenvermeld boekje uit 1987, uitgegeven Namens het toenmalige College van Kerkvoogden).

De geschiedenis van de kerk valt niet samen met die van de protestantse gemeente. Vermoedelijk omstreeks 1385 werd ten oosten van de markt het St.-Jorisgasthuis gebouwd, waarvan de gotische kapel het oudste deel van het huidige kerkgebouw vormt.

De geschiedenis van de protstantse gemeente gaat terug tot voor 1530, het jaar waarin Jacob van Lovendaal, Lutheriaan, predikant van de nieuwe leer en waarschijnlijk hoofd van de Venlose Evangelischen, de tong gebrand en doorstoken werd. Ook is de kerk niet de eerste plaats van samenkomst geweest voor de protestanten. Dat was de kapel van het klooster Trans-Cedron in circa 1570 en nog later, veroverd met behulp van het garnizoen, de Kruisheren- of St-Nicolaaskerk. In 1581 bestond de hele magistraat uit Hervormden.

In 1586 komt het eerste keerpunt: Venlo moet zich overgeven aan de hertog van Parma en gedurende lange tijd was de Hervormde gemeente geheel opgeheven. De protstanten zochten hun heil in het nabijgelegen Duitse Kalenkerken. Het nieuwe garnizoen van Duitse en Italiaanse huurtroepen misdroeg zich zodanig, dat het door de gezamenlijke burgerij de stad werd uitgejaagd. In 1590 volgde daarop een wraakactie op de weinige protestantse families: zij moesten de stad verlaten. Dit betekende voor 44 jaar het einde van de protestantse gemeente in Venlo.

In 1632 veroverde Frederik Hendrik de stad. Terugkerende Hervormden en aanhangers kregen de Gasthuiskapel toegewezen, maar 5 jaar later was het al weer afgelopen: kardinaal Ferdinand, Spaans troonopvolger, heroverde de stad en alle vrijheden werden de Hervormden weer afgenomen. Zondags zochten ze hun heil opnieuw in Kaldenkerken. Ze werden niet meteen verbannen, dat gebeurde wel in 1655. Het grootste deel der protestanten, waarschijnlijk allen die niet geboren Venlonaar waren, werden uit de stad verdreven. Van de overblijvenden vertrokken later velen naar Nijmegen, Tiel en Dordrecht. Voor de kleine rest werden de lasten -armenverzorging en bijdragen aan de eredienst te Kaldenkerken- ondragelijk. Dit alles duurde tot 1702. In dat jaar kwam Venlo definitief aan de Staten van de Republiek der Nederlanden. Alle Hervormden werden bijeengeroepen: er waren er slechts 20. Opnieuw kregen de protestanten de Gasthuiskapel. Nu in 'vollen eigendom'. Dat stelde echter niet veel voor: de katholieke beheerders verklaarden bij overdracht dat de Gasthuiskerk in het geheel geen vaste goederen noch kapitalen rijk was. De enige inkomsten bestonden uit de twijfelachtige opbrengsten der grafplaatsen in de kerk en vrijwillige bijdragen van gemeenteleden.

In 1709 namen de Staten de schuld aan Kaldenkerken voor hun rekening: 150,- gulden per jaar als bijdrage van de protestanten van Venlo in het traktement van de Kaldenkerkse predikant. Tot aan de Franse tijd is dat zo gebleven.

Weldra werd de Gasthuiskapel te klein. Het garnizoen bestond uit Hollandse en Zeeuwse troepen. De Staten gaven bevel tot uitbreiding van van de kerk tot haar huidige vorm: de St.-Joriskerk. De vergrote kerk werd op het Pinksterfeest van 1719 plechtig ingewijd. Tijdens de verbouwing werd er door de burgerij openlijk tegenstand geboden. Protestanten werden gemolesteerd en op ander wijze lastig gevallen. Het garnizoen werd versterkt en op de markt werden twee geladen stukken geschut geplaatst om het volk in bedwang te houden. Bovendien werd de Gasthuisstraat verboden gebied. Na de openbare directe tegenstand volgde een lange periode van indirecte tegenstand: al wat protestants was, werd tegengewerkt en eruit gewerkt, er waren fluistercampagnes en stokerijen. Dit ging door tot de Fransen kwamen in 1794.

'Vrijheid, gelijkheid en broederschap': alle rechten zouden worden gehandhaafd. Maar op Hemelvaartsdag 1795 werd de protestanten gelast het kerkgebouw onmiddellijk te ontruimen: 'de haver voor de Franse paarden was aangekomen en moest in de kerk verborgen worden'. De kerkenraad vergaderde boven en beneden begonnen Franse soldaten banken en ander meubilair zoals preekstoel en kasten ruw weg- en af te breken. Zo ruw, dat kerkenraad toestemming vroeg -en genadiglijk kreeg- het karwei zelf af te mogen maken.

Er brak een zorgvolle tijd aan, vooral gekenmerkt door door financiële problemen. De traktementen konden niet meer worden uitbetaald. Het kerkgebouw kreeg men in de meest bouwvallige staat terug in 1797. De allernoodzakelijkste herstellingen werden gedaan uit een lege kas. De klok moest bij de Fransen worden ingeleverd. De kerkmeubelen werden in 1799 tot Frans Staatseigendom verklaard en getaxeerd door de overheid: preekstoel, banken, lessenaar, kronen, kasten en kisten tezamen 241 franken. In deze kapitale som was begrepen 40 franc voor de ruïne van het orgel, afkomstig uit Roermond.

Het ontbreken van eigen voorgangers bracht predikanten uit de classis Nijmegen ertoe broederlijk maandbeurten te verrichten in Venlo. Soms werd zo'n maandelijks bezoek dagen gerekt door catechesaties, ziekenbezoek, vergaderingen en huisbezoeken. Deze 'maandbeurten' konden door slechte weg-, reis- en weersomstandigheden niet regelmatig nagekomen worden. Daarom ondernam de kerkenraad in 1800 actie bij de classis en synode: 'Wij hijgen naar de prediking van het Evangelie als herten naar waterstromen in een land dor en mat'. Een jaar later, na de dood van de koster-schoolmeester die al die tijd onbaatzuchtig zijn post trouw had vervuld en zondags de bijeenkomsten had geleid, schreef de kerkenraad: 'Wij zijn als een roer- en mastloos schip, zwevende op wilde baren, meer dan ooit roepen wij om een leidsman, die ons voeren mag in behouden haven'.

Ook zelf staken de gemeenteleden de handen uit de mouwen: elk gemeentelid verbond zich via een intekenlijst bij te dragen in de kosten van een predikant. Resultaat: 200,- gulden. Dat was een goed begin! De classis en de synode deden er nog een 500,- gulden bij en de gemeenteleden op hun beurt nog eens 70,- gulden voor de huur.

In 1803 was het eindelijk zover. Ds. Cox uit Veldhoven werd als predikant bevestigd. Men was blij maar de zorg was niet verminderd. Er was een schuldenlast ontstaan, die men slepende trachtte te houden tot betere tijden. In 1806 gaf de Franse regering een jaarlijkse subsidie van 1000 francs maar de classis stopte met haar bijdrage. De gemeenteleden gingen echter door met het betalen van hun inschrijvingen. In 1807 besloot het stadsbestuur de huishuur van de predikant te betalen. De gemeenteleden sluisden daarom hun 70,- gulden door naar de schoolmeester voor de arme kinderen. In 1808 schreven de gemeenteleden nog eens afzonderlijk in voor de bezoldiging van een organist en nog eens voor 100,- gulden ter vergroting van het predikantstraktement. Zo leefde men voort, zich inspannend en zorgend, hopende op betere tijden.

Deze kwamen eerst ná de Franse tijd; Staat en stad tezamen gaven in 1819 een bedrag van 2500,- gulden als subsidie aan de protestantse kerk. Maar de gemeenteleden gingen door: er werden geregelde collecten ingesteld en bijzondere inzamelingen voor armen gehouden. Een inschrijving voor de verlichting van de kerk bracht 166,- gulden op. Het aantal protestanten groeide tot 309.

Maar onvoorziene omstandigheden bleven niet uit. In 1830 brak de revolutie uit in de Zuidelijke Nederlanden. De Belgen belegerden Venlo en werden als bevrijders binnengehaald. De protestanten werd opnieuw het leven zuur gemaakt. De ruiten van de Joriskerk sneuvelden vele malen. In 1831 kwam de Commissaris van Politie hoogstpersoonlijk in de kerkenraadsvergadering waarschuwen tegen bestaande complotten. Raddraaiers zouden klaar staan om de eerste de beste protestantse godsdienstoefening uit elkaar te slaan. Hij adviseerde de kerk te sluiten. Hij kon nl. niet voor de gevolgen instaan en werd zelf ook bedreigd. Veel gemeenteleden gingen weer naar Kaldenkerken. Zondagsmiddags werd de kerk daar aan de Venlose protestanten afgestaan. Het onweer dreef echter weer snel over. Het aantal gemeenteleden was echter in 1833 teruggelopen tot 134. De rest van de Belgische tijd, tot 1839 dus, veranderde het klimaat aanzienlijk. De Belgische regering en het stadsbestuur kwamen de kerk te hulp bij haar onderhoud en gaven zelfs een nieuwe kerkklok. Er kwam een einde aan de achterstelling en men ondervond zelfs enig gunstbetoon. Toch begroette de protestantse gemeente met vreugde de intocht van de Nederlandse troepen op 9 augustus 1839. Door het garnizoen groeide weliswaar het aantal gemeenteleden, maar aan de kerkfondsen was dit niet merken. In 1846 verklaarde de Commissie van Toezicht te Maastricht, dat de Hervormde Gemeente te Venlo niet meer dan 4,95 gld. vaste inkomsten per jaar had. Na 1860 zorgden de spoorwegmensen met hun gezinnen voor een verdere groei. Met hulp uit het hele land, van het Koninklijk Huis en zelfs van de Hollandse Gemeente in St. Petersburg werd in 1876 een pastorie gebouwd aan de Roermondsestraat 56. Bij een van de overstromingen van de Maas kwam deze pastorie onder water te staan. Vanaf 1882 kwam de predikant van Kaldenkerken een keer in de twee weken op vrijdagavond voor een Duitse dienst naar de Joriskerk ivm de aanwezigheid van een aanzienlijk aantal Duits-Evangelische spoorwegbeambten in Venlo. Deze werden in 1883 met enkele Remonstranten en Doopsgezinden in de Hervormde Gemeente opgenomen als gelijkberechtigden. De gemeente telde toen 480 zielen op een totaalbevolking van ongeveer 9000. In 1925 werd de huidige pastorie aan de Julianastraat 7 gebouwd van de opbrengst van de oude pastorie.

In de winter 1944-'45 was Venlo frontstad: 90% werd zwaar beschadigd of verwoest. Ook de kerk leed zware schade. Daarbij kwam, dat het gebouw door eeuwenlang geldgebrek in vervallen staat verkeerde. Herstel van enkel de oorlogsschade was derhalve niet voldoende. Er zou een algehele, ingrijpende restauratie moeten plaatsvinden. Monumentenzorg adviseerde de bekende restaurator Jan de Meyer, architect te Amsterdam, een plan en begroting te laten maken. De eerste begroting beliep 165.000 gld. Later bleek dat meer dan 200.000 gld. uitgegeven zou moeten worden. Aanvankelijk liet Monumentenzorg het afweten omdat de Hervormde Gemeente niet over voldoende middelen beschikte. De kerkvoogdij o.l.v. president-kerkvoogd Hoogewoud startte diverse acties: de eigen kleine gemeente bracht 15.000 gld. bij elkaar, niet gering maar lang niet voldoende. Hulp moest derhalve van buiten komen En die kwam er. Monumentenzorg ging overstag en Wederopbouw droeg zijn steentje(s) bij. Andere kerkelijke gemeenten adopteerden hervormd Venlo. Het resultaat: op 1 september 1947 werd het middenschip betrokken en was er 80.000 gld. uitgegeven. Tien jaar later was de gehele kerk, op het orgel na, gerestaureerd en werd feestelijk in gebruik genomen op 25 en 26 mei 1957. De burgerbevolking van Venlo schonk een bronzen St.Jorisbeeld in een nis aan de buitengevel. In de periode 1946-'47 vond de Hervormde Gemeente gastvrij onthaal in het gebouw van het R.K. Werkliedenverbond. In 1956-'57 mocht gebruik gemaakt worden van de grote kerkzaal van de paters Dominicanen in het klooster Mariaweyde. In 1957 werd tevens het nieuwe Gemeentecentrum met kosterswoning in gebruik genomen. In 1966 werd het eerste, grootste deel van het orgel ingewijd, gebouwd door de firma K. Blank te Herwijnen.

Samenwerking met ander kerken

In 1911 werd o.l.v. ds. Dekker de Gereformeerde Kerk in Venlo geïnstitueerd en gevestigd aan het Mgr. Nolensplein. Toen in 1967 hun kerk werd afgebroken waren zij 7 jaar te gast in de St.Joriskerk, tot de ingebruikname van het nieuwe kerkcentrum "Het Baken" in Blerick. Sinds 11 mei 1986 is in het kader van "Samen op weg" tot een federatieve samenwerking overgegaan.

In november 1966 ontving de kerkenraad de eerste officiële uitnodiging van R.K. Kerk tot deelname in de dienst van 27 november ter gelegenheid van de opening van het Nederlands Pastoraal Concilie. "Hiermee hopen we van onze kant uiting te geven aan onze waardering voor het geloofsgoed in uw kerk bewaard." aldus de Pastoor-Deken. In 1969 werd de Venlose Raad van Kerken gevormd, waarin 3 Hervormden, 3 Gereformeerden en 6 Roomskatholieken maandelijks bijeenkomen ter bevordering en opbouw van de plaatselijke oecumene. Bij de tweede landelijke kerkenconferentie 1978-'80 waren in Venlo 17 oecumenische gespreksgroepen actief.

Lijst van (Hervormde) Predikanten te Venlo, voor zover bekend tot 1987

  • Ds. Jacob Lovendael, 1530 (werd gestraft voor zijn "nije leer")
  • Ds. van Gen Hörstgen, 1566 (eerste hagepreker)
  • Ds. Engelbertus Faber, 1566-1567
  • Ds. Christianus Sinapus, 1572
  • Ds. Petrus Portenius, 1632 + 1637
  • Ds. Johannes Nevius, 1632 + 1637
  • Ds. Hendrik Loeffius, 1634
  • Ds. Johan Wilh. Feylingius, 1717-1719
  • Twee onbekenden in 1717 + 1722 + 1757
  • Ds. Johan Grambusch en een onbekende, 1743
  • Ds. Smitsman, 1747, overleden in 1781
  • Ds. van Druten, 1786 + 1788
  • Ds. Assing, 1788 overleden in 1793
  • Ds. Johan Groll, 1795 + 1799
  • Ds. J.C.G. Quack, 1795 + 1798
  • Ds. J.P.N. Cox, 1803
  • Ds. Paulus Mettevier, 1814 + 1830
  • Ds. Jan Herman Brouwer, 1828-1860
  • Ds. Jac Hendrik Kunst, 1861-1867 (vertrokken naar St. Petersburg)
  • Ds. Antonie le Roy, 1868-1911
  • Ds. A.W. Huiskamp, 1911-1920
  • Ds. J. Steenkamer, 1920-1931
  • Ds. J. v.d. Poel, 1933-1958
  • Ds. J. Struijs, 1958-1863
  • Ds. A.J. Plug, 1963-1984
  • Ds. T.A.D.W. Aris, 1986-

Bouwgeschiedenis

Foto: december 2006

Exterieur

 Foto: december 2006

Het koor is laatgotisch en driezijdig gesloten. Dit deel dateert uit 1509 en maakte deel uit van het St.-Jorisgasthuis. In 1718 werd de kapel in T-vorm en in classicistische stijl uitgebreid naar plannen van de Dordtse bouwmeester Pleun van Bolnis.

Interieur

Interieur in 1987 (Foto, afkomstig uit het boekje St. Joriskerk Venlo, hervormde gemeente (1987))

Orgel

In 1716 kreeg deze kerk “op last der Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden” de beschikking over het orgel van de vm. Penitentenkerk te Roermond, rond 1700 gebouwd door Ruprecht (D); in de oude kas – welke zich sedert 1966 in het museum te Venlo bevindt – bouwde Dekker (Schiedam) in 1925 een nieuw eenmanuaals orgel. In 1966 plaatsten Blank & Zoon de eerste fase van een nieuw tweemanuaals orgel. Dit werd in 1973 door Kaat en Tijhuis (Kampen) voltooid. (P.S. Het orgel werd in 2006 gerestaureerd en uitgebreid).

                               Hoofdwerk                            Rugwerk                               Pedaal

                               Prestant 8’                            Holpijp 8’                              Bourdon 16’

                               Roerfluit 8’                            Quintadeen 8’                      Openfluit 8’

                               Octaaf 4’                               Prestant 4’

                               Gemshoorn 4’                        Fluit 4’

                               Octaaf 2’                               Nasard 3’

                               Mixtuur IV-V                          Woudfluit 2’

                               Dulciaan 8’                            Sesquialter I-II

BronBron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)

(Met dank aan Coen van der Vlerk).

Wapen van de familie Van der Beke, met een kroon van vijf fleurons en schildhouder als op geschilderd raam doch alles zonder kleur, en wapenspreuk: ESPOIR CONTENTE

Onderschrift:

ANNO MDCCXVIII DEN XVI JULY

ALS VOOR '-T HERVORMT GELOOF - DEN

STAAT-LIET STIGTEN - DESEN KERCK

SO-IS-T-DAT WERD GELEGT DEN EERSTEN STEEN

VAN '-T-METSELWERCK

DOOR

WILLEM VAN DER BEKE

Hoogte 156 cm.; breedte 111 cm.; Namense steen

In het bovengedeelte in cartouche met rond veld twee wapens.

  1. schild, doorsneden, boven een uitkomende leeuw, onder drie zwemmende vissen, de kop naar heraldisch links (2 + 1)
  2. ovaal schild met keper beladen met drie schelpen. Halfaanziende helm met wrong en dekkleden; helmteken: uitkomende leeuw.

Onder het cartouche, boven de op de tekstplaat, in het midden een zandloper, links en rechts een doodshoofd op beenderen. Het onderste deel met tekstplaat ontbreekt vrijwel geheel: te lezen is nog HIER..../ARNO...../LEW....

Volgens de literatuur betreft het de zerk van Arnoldus Couten, gedoopt 17-03-1646, gestorven 1705 of kort daarvoor, en Helena van Leeuwen, geboren ?, gestorven na 1722. Couten werd na de overgave van Venlo als schepen aangesteld. (Tekst uit boekje 1987).

Hoogte zonder deksel 90 cm. , breedte 86 cm. Grijze kalksteen (of beton?) met rood koperen deksel.

Achtzijdige schacht en vont. De vont steekt over de voet heen en verbreedt zich naar boven toe. Op één zijde van het doopvont het Christusmonogram.

Rond, licht gewelfd deksel met gehamerd oppervlak en tulpvormige knop. Aan de onderkant (vertind) plaatje met tekst: 'ter herinnering aan de restauratie van het kerkgebouw te Venlo in de jaren 1946-1957 aangeboden door de pres. kerkvoogd P. Hoogewoud en zijn vrouw C.L. Hoogewoud-Blom'.

In het vont ondiep metalen bekken waarin (los) eigenlijk bekken, koper van binnen vertind; diameter 37 cm., met negenlobbige rand. (Beschrijving uit 1987).

Hoogte 355 cm.; diameter kuip 138 cm.; eikenhout.

Zeszijdig voetstuk waarop concaaf gedeelte tussen profilering (grijs geverfd). Geen stam. Uivormig ondergedeelte met ribben en aan de bovenzijde profilering.

Zeszijdige kuip met getoogde panelen, in de zwikken een opgelegde 'driehoek'. De rondboog rust op holle pilasters met aan boven- en onderzijde een vierzijdig 'kussen'. Op de hoeken een ionische zich naar boven toe verjongende halfzuil op zware vooruitspringende blokken. De bovenlijst is geprofileerd met vooruitspringende hoeken. Bovenrand vlak.

Rugstuk met hetzelfde soort paneel als op de kuip, waarboven een lijst, aan de bovenstukken kleine zijstukken. Zeszijdig klankbord met geprofileerde kapregel. Trap, links aan bovenzijde platform. Leuning aan voorzijde, met negen omgekeerde baluster zuiltjes; bij overgang van trap naar platform een vierzijdige paal met afgeplatte bol; op de beginzuil een dito bol. (Beschrijving uit 1987).

 
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk
Joriskerk