HOME
ZOEKTIPS
LINKS en LITERATUUR
ORGELS
LAATSTE WIJZIGINGEN
OVER ONS
DONATIES


LAATST BIJGEWERKT OP 13-03-2024

H. Kruisverheffing

Ga naar de site van de patroonheilige
 
Parochie/kerkgemeente: H. Kruisverheffing
Dekenaat/kerkverband: Gulpen
Soort gebouw: Parochiekerk
Plaats: Cadier en Keer
Gemeente: Eijsden-Margraten
 
Adres: Kerkstraat 86
Postcode: 6267 EG
Coördinaten: x: 181934,052, y: 315371,65
 
Rijksmonumentennummer: 34656 Code: 6267EE-00074-01
Kadastrale gegevens: Cadier en Keer B 1498, B 1554
Bouwpastoor/bouwpredikant: P.E. Frissen
 
Architect(en):
 
Kunstenaar(s):
 
Huidig gebruik: R.K. Kerk

Hardsteen, 1957.  Tekst: TOEN E. FRISSEN HIER PASTOOR / WAS EN L. HUYBEN BURGEMEESTER / IS DEZE KERK IN 1957 GEBOUWD / + / HIER BLOEIT HET WARE / GELOOF, DE VREZE GODS / EN DE BROEDERLIJKE LIEFDE / +. Op de hoek van de kerk aan de voorzijde.

Meer foto's ››

Foto: augustus 2005

Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg

Toren der R.K. Kerk, van breuksteen, XII, met bovenbouw van mergel, XVId. In de kerk, die zelf niet op de lijst staat bevinden zich o.a. hoofdaltaar XVIIIa, twee biechtstoelen (1844), doopvont (XV), enige grafkruisen en grafzerken. (Datum: 16-01-1967)

Ruimtelijke context

De H. Kruisverheffingskerk staat centraal in het oude dorp en markeert het centrale plein. Pastorie en kerkhof vlijen zich naast en achter de kerk. De toren is goed zichtbaar, ook buiten het dorp.

Type

De niet-georiënteerde zaalkerk is opgetrokken in baksteen en heeft een transeptarm, die werd gebouwd als kinderkapel en nu afgesloten is en tot dagkapel is ingericht. De toren staat apart terzijde van de kerk en stamt uit de 12de eeuw. Deze laatste is een rijksmonument.

Bouwgeschiedenis

Voorgangsters

Uit de vroege geschiedenis is zoveel duidelijk, dat mogelijk reeds in de achtste, maar waarschijnlijker in de negende eeuw er reeds sprake was van een kerkje. In de eerste schriftelijke vermelding stond de kapel in Cadier te boek als hulpkerk van Heugum. Uit 1266 stamde een charter, dat handelde over de ‘scheiding van de Kapel te Cadirs’. De toren stamt uit de 12de eeuw en werd opgemetseld in breuksteen. Hier kwam omstreeks 1592 een mergelstenen spits op met een ingesnoerde spits. Waarschijnlijk zijn de bestaande galmgaten gesloten en zijn nieuwe galmgaten in het nieuwe gedeelte uitgespaard. De kerk had pilaren uit de 13de eeuw, die als gotisch werden gekenmerkt. Aangezien de toren drie moeten van daken laat zien, waarvan de oudste romaans is, is het waarschijnlijk, dat de eerste mergelstenen kerk ruim voor de 13de eeuw was gebouwd. Bij een vergroting uit 1735 kreeg de kerk een nieuw en hoger dak en werden de zijbeuken doorgetrokken tot naast de toren. Inwendig werden de kerk voorzien van een gestuukt tongewelf en rechte plafonds. De kerk in Cadier was gelieerd aan de O.L.V. kerk te Maastricht, zoals blijkt uit en aantal conflicten omtrent de tienden. Tevens werden de liturgische meubelstukken als de biechtstoelen in stijl gekopieerd. In 1836 kreeg de kerk een uitbreiding in de vorm van een transept en een nieuw koor op ontwerp van de Maastrichtse architect N. Hermans. De grootste wijzigingen daarna behelsden de zangtribune, maar voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg waren vooral toren en schip de moeite waard om op de monumentenlijst te plaatsen.

Huidige kerk

Kort na de oorlog was reeds duidelijk, dat de kerk te klein was voor de parochie. Bij een bouwkundig onderzoek door architect Huysmans kwam in 1951 aan het licht, dat de kerk zeer bouwvallig aan het worden was. Het gewelf stond deels op instorten en het dak was lek. Toen in 1952 op last van diverse bouwkundigen het stucwerk in het transept werd verwijderd, was inmiddels de boktorschade in de kap van het schip zo groot, dat de kerk niet meer mocht worden gebruikt. De missen werden vervolgens op het dorpsplein gehouden, waarbij de kiosk als koor fungeerde. Bij slecht weer weken de gelovigen uit naar de harmoniezaal. Vervolgens kreeg pastoor E. Frissen het gedaan, de kerk van de lijst van rijksmonumenten af te krijgen. Dit effende de weg tot sloop en nieuwbouw. De toren bleef hierbij op de lijst staan en diende behouden te worden. Frissen zag uit naar een architect, bij voorkeur Peutz, Boosten of Huysmans. Het werd Huysmans en deze ontwierp in eerste instantie een kerk, waarbij het schip gedeeltelijk behouden kon worden. Maar zowel de kosten van het herstel als de noodzakelijke zware fundamenten onder het koor door het verval van het terrein, bleken de redenen van het niet doorgaan van deze ontwerpen. Het ontwerp werd aangepast. De eerste steen legde op 27 oktober 1957 deken Hoogers van Gronsveld. De ingebruikname volgde op 13 juli 1958 door missiebisschop mgr. H. Paulissen. In de tussentijd kerkte men in de loods van bedrijf Ackermans. De pastorie ontnam nu het gezicht op de kerk. Daarom werd deze eveneens gesloopt en vervangen door een ontwerp van Huysmans. Hij verzorgde ook de restauratie van de toren.

Veranderingen

De kinderkapel is afgesloten met ondoorzichtig maar lichtdoorlatend materiaal en ingericht tot dagkapel. In de toren werd de doopkapel ingericht, maar in 1978 was dat gebruik verleden tijd. Op een later moment, mogelijk voor 1984, is een Mariadevotiekapel in de toren ingericht.

Exterieur

Voorzijde. Foto: augustus 2005

De kerk wordt gedekt door een zadeldak met verbeterde hollandse pannen. Het dak loopt door aan de pastoriezijde. Boven het priesterkoor is het dak opengebroken en loopt uit in een lessenaarsdak aan weerszijden, gescheiden door een met vensters doorbroken muur. Het hemelwater vloeit weg via bakgoten. De muren van de kerk zijn in baksteen opgemetseld en zijn in wild verband verwerkt. De topgevel van de ingangszijde is doorbroken door drie vensters met een keperboog. Daaronder staat een tochtportaal met eveneens een keperboog. De houten deuren zijn omzoomd door ramen. De gevel aan de pastoriezijde wordt geopend door vensters onder een keperboog. Naast het koor is de sacristie gevestigd. Deze bevindt zich onder het dak van de kerk, zodat hij niet als zodanig herkenbaar is. De rechtergevel wordt doorbroken door vensters onder een keperboog. De transeptarm loopt onder het dak door en kan worden betreden door een deur aan de straatzijde. Tevens staan hier vensters onder een keperboog. Aan deze zijde staat de ongelede toren. De onderzijde is opgetrokken in breuksteen, daarboven is een opbouw gemaakt in mergel. De ingesnoerde naaldspits is gedekt met leien. De toren wordt in het westen betreden door een met een glazen deur afgeschermde ingang. Aan de oostzijde is een raampartij gemaakt. Hierboven zijn de moeten van vorige kerkgebouwen te zien. De koorgevel bestaat uit een gebroken topgevel, waarvan het hoogste deel is voorzien van een clocherarcade. De transeptarm wordt hier verlicht door ramen onder een keperboog. Aan de andere zijde ontvangst de sacristie licht uit drie ramen onder een keperboog.

Achterzijde vanaf het kerkhof. Foto: augustus 2005

Interieur

Zicht op het priesterkoor

Zicht op de zangtribune

De kerk wordt betreden via een tochtportaal, dat aan twee zijden is gesloten door deuren, die zijn omzoomd door glas onder keperbogen. Het portaal geeft toegang tot onder de zangtribune, die tegen de achterwand van de kerk is geplaatst op stalen kolommen. Een trap reikt naar de tribune, die met een hekwerk is afgebiesd. De muur wordt doorbroken door drie ramen onder keperbogen. De open dakstoel van de kerk is met rode platen betimmerd en wordt ondersteund door spanten van H-balken, die via het dak langs de muren lopen. Tussen de spanten zijn ramen onder een keperboog geplaatst, zodat traveeën worden gesuggereerd. Doordat het dak aan de pastoriezijde verder doorloopt naar beneden en doordat het axiale bankenplan hier met een pad is afgescheiden van de twee andere bankenblokken, wordt een zijbeuk gesuggereerd. Dit wordt versterkt door het Maria-altaar tegen de sacristie en de biechtstoelen achterin de kerk. Boven het Maria-altaar zijn met donker glas voorziene ramen geplaatst. Het koor is afgescheiden doordat de verhoging in de insnoering begint en door een triomfboog, die is samengesteld uit drie keperbogen en twee pilaren. Centraal staat op een supedaneum een vieringaltaar, tegen de sluitmuur staat het historische hoogaltaar met predella. Het koor ontvangt licht uit vensters, die zijn gepositioneerd in de verhoging boven het koor. Hieronder zijn in de muren lisenen uitgemetseld, die in de spaarvelden zijn voorzien van wit trespa en donkere glazen. Mogelijk heeft hierachter een zangkapel gezeten. Aan de rechterzijde van het koor staat eenzelfde triomfboog als afscheiding naar de dagkapel, de voormalige kinderkapel. In de boog is met witte platen en schuifdeuren met lichtdoorlatend plastic een afscheiding gebouwd. De dagkapel wordt aan twee zijden verlicht door vensters met een keperboog. Op de vloer tot aan het koor liggen de platen hardsteen, die uit de oude kerk afkomstig zijn. De kinderbanken zijn nog in gebruik, een vaste plaats voor het vieringaltaar is er niet. Een tochtportaal achter houten deuren geeft toegang tot de buitenlucht.

(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).

Orgel

Rond 1820 kreeg deze kerk de beschikking over het orgel van het vm.Grauwzusterklooster te Maas-tricht; in 1963 werd dit vervangen door een nieuw tweemanuaals orgel van Gebr.Vermeulen (Weert); laatstbedoeld orgel werd in 1994 door Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) gerestaureerd.

                               Hoofdwerk                           Positief                                  Pedaal

                               Prestant 8’                            Holpijp 8’                              Subbas 16’

                               Bourdon 8’                           Roerfluit 4’

                               Salicionaal 8’                        Prestant 2’

                               Prestant 4’                            Quint 1 1/3’

                               Fluit 4’

                               Doublette 2’

                               Mixtuur III

Bron : G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)

Hardsteen, 1957.  Tekst: TOEN E. FRISSEN HIER PASTOOR / WAS EN L. HUYBEN BURGEMEESTER / IS DEZE KERK IN 1957 GEBOUWD / + / HIER BLOEIT HET WARE / GELOOF, DE VREZE GODS / EN DE BROEDERLIJKE LIEFDE / +. Op de hoek van de kerk aan de voorzijde.

Eikenhout, XVIIIbc. Op een predella staat een tombe-altaar, versierd met een kruis, omringd door een krans van wolken. Het gemarmerde retabel heeft de vorm van een aedicula met twee paren overhoeks geplaatste zuilen met composietkapitelen en een verkropte bovenlijst, die met een rondboog is gedekt. Centraal is een schilderij met de Annunciatie geplaatst. Hieronder bevindt zich de tabernakel, met overhoeks geplaatste hermen, en met wingerdranken op de deuren. Op het koor als sacramentsaltaar in gebruik. Afkomstig van de abdij Godsdal (Valdieu) in de provincie Luik.

ijzer, XXc.  Een mensa rust op een opengewerkte voet, waarin in een medaillon een afbeelding staat van de Emmausgangers. Op het koor. De ambon en de communiebanken zijn van dezelfde hand

Hardsteen, XVI.  Op een vierkante voet is een octogonale stam met nodus uitgehouwen. Op de voet staan rozetten. De cuppa is eveneens vierkant en is op de hoeken versierd met maskers. Op de vont ligt een koperen deksel. Voor het koor.

 
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing
H. Kruisverheffing