HOME
ZOEKTIPS
LINKS en LITERATUUR
ORGELS
LAATSTE WIJZIGINGEN
OVER ONS
DONATIES


LAATST BIJGEWERKT OP 02-12-2024

Jozef

Ga naar de site van de patroonheilige
Ga naar site van het gebouw c.q. de parochie
 
Parochie/kerkgemeente: H. Lambertus
Dekenaat/kerkverband: Venlo
Soort gebouw: Parochiekerk
Plaats: Hout-Blerick
Gemeente: Venlo
 
Adres: Kerkplein 1
Postcode: 5926 RG
 
Kadastrale gegevens: Venlo L 4340
Bouwpastoor/bouwpredikant: J.M.E Lemmens
 
Architect(en):
 
Huidig gebruik: R.K. Kerk

Foto: november 2018

Ruimtelijke context

De kerk staat aan de rand van het voormalige dorp op een verhoging in het landschap, met aan één zijde een grondkerende muur. Door de afscheiding van het dorp door de toekomstige A73 heeft Hout een zeer dorpse uitstraling. De kerk staat aan een klein plein, waaraan ook de pastorie, de kazerne voor de vrijwillige brandweer en een snackbar staan. Rondom staan kleine huizen. Achter de kerk ligt een begraafplaats, die uitzicht biedt aan de landelijke omgeving erachter.

Type

Niet-georiënteerde bakstenen kruiskerk met terzijde geplaatste toren en axiaal bankenplan. Bij de constructie zijn rondbogen toegepast.

Bouwgeschiedenis

De wens van de Hout-Blerickse gemeenschap om een eigen parochie te hebben bestond al, toen de St. Deodatusschool in 1929 werd gebouwd. De schoolstichting bleek het begin te zijn van een gerichte actie om het geld bijeen te krijgen voor een kerk. Op de grond, die voor de kerk werd verkregen stond een 17de eeuwse boerderij ‘Op de Beuk’, die voor dit doel werd gesloopt. De hardstenen bollen, die op de topgevels van het gebouw stonden, staan tegenwoordig op de ingangspoort van het kerkhof. In eerste instantie werd de kerkbouw ook bemoeilijkt door de tegenwerking van de moederparochie, maar bij de wisseling van de wacht aldaar bleek de nieuwe pastoor, W. Rieter, juist een voorstander van een nieuwe kerk in Hout-Blerick. Rieter werd tevens bouwpastoor van de St. Jozefkerk. Hij kon niet voorkomen, dat de kerk, een ontwerp van A.J. Rats, ongeveer het dubbele bleek te kosten dan begroot was. Voornaamste redenen waren het duurdere bouwmateriaal en een verkeerde begroting. De eerste steen werd gelegd op Rozenkransdag 1933 en in 1934 werd bij de voltooiing van het gebouw, tevens het rectoraat opgericht, dat onder geestelijke leiding kwam van rector J.J.H. Crasborn, tot dan als kapelaan verbonden aan de St. Antoniuskerk. De kerk werd in gebruik genomen. De neo- Romaanse kerk bestond uit een schip met een rechthoekig versmald priesterkoor met een zadeldak. Aan de zijde van het priesterkoor bevond zich een halfronde absis. Naast het priesterkoor, aan de linkerzijde, stond een toren. Aan de ingangszijde rechts stond een klokkentoren. Het geheel was uitgevoerd met rondboogvensters en grote bakstenen. In 1938 werd de kerk geconsacreerd en werd het rectoraat verheven tot parochie. Crasborn heeft gepoogd om met de jaarlijkse Jozefprocessie de kerk tot een bedevaartsoord te maken, maar het is bij een vrome wens gebleven.

Noodkerk

Op 20 november 1944 werd de toren door de terugtrekkende Duitsers opgeblazen, waarbij de kerk vrijwel volledig verwoest werd. Alle illegale radio’s, het kerklinnen, alsmede enige kostbare stukken uit de inventaris, die verborgen waren op de zolder naast de toren gingen mee ten onder, evenals het kerkinterieur. Direct na de bevrijding werden de missen gelezen in de kelders van verschillende parochianen. Kort daarna werd de zaal Custers voor dit doel in gebruik genomen, maar ook die was te klein. Vanaf 11 maart 1945 werd daarom de zaal Lemmen als noodkerk ingericht. Deze brandde in 1946 af, zodat de zaal Custers wederom uitkomst moest bieden. Zaal Lemmen werd ondertussen opgeknapt en gekocht, zodat deze als permanente noodkerk gebruikt kon worden. Ondertussen werd het Boekend als rectoraat afgescheiden van de St. Jozef.

De oorlogsverwoesting. Bron: De verwoeste kerken in Limburg / A. Van Rijswijck, pr. - 1946

Huidige kerk

De herbouw van de kerk was vanaf het begin af aan de orde. Nieuwbouw betekende weliswaar minder vergoeding uit het Wederopbouwfonds, maar men was zeer gehecht aan de oude kerk. Bij de herbouw bleek echter Rats auteursrechtelijk aan de kerk verbonden. Het kerkbestuur, onder leiding van pastoor J.A.J. Rutten, besloot Rats als architect te handhaven, met Stoks als tweede architect. Slecht voor de samenwerking was dit niet, reeds in 1950 werd een plan geleverd, waarin werd voorzien in een reconstructie van de kerk met een uitbreiding naar zowel het oosten als het westen. In 1952 werd het (gewijzigd) ontwerp goedgekeurd. Het ontwerp voorzag in een nieuwe toren, op de fundamenten van de oude, en een uitbreiding van de kerk met één travee. Tevens werd op de hoek een ronde doopkapel geplaatst. Ook aan de zijkanten werd de kerk uitgebreid met een devotiekapel, een doopwachtkamer en grotere ruimten voor de biechtstoelen, waardoor de kerk aan de buitenzijde zijbeuken lijkt te hebben. Ten slotte werd het priesterkoor aangepast door het supedaneum van de beide altaren met elkaar te verbinden en aldus de Tridentijnse Mis als ook de Missa ad faciem versus populum gelezen konden worden. De aanbesteding werd gegund aan J. Coenders uit Arcen en de eerste steenlegging was op 13 juli 1952. Hoewel in eerste instantie door geldgebrek de bouw van de toren zou worden uitgesteld, was deze toch al klaar toen de kerk in gebruik werd genomen. Eveneens in 1953 werd de kerk geconsacreerd. De noodkerk werd in 1958 in gebruik genomen als bewaarschool, die het pand op haar beurt in 1969 heeft verlaten.

Veranderingen

Bij het dakherstel in de negentiger jaren werden de verbeterde hollandse pannen op de daken vervangen door leien.

Exterieur

Foto: november 2018

De kruiskerk bestaat uit een schip met koor en absis, geflankeerd door pseudo-zijbeuken, die doorlopen in transepten, die als dag- en kinderkapel functioneren. De kerk heeft op het schip en op de beide kinderkapellen een schilddak, dat overloopt in een schilddak met een ronde afsluiting op de absis en de absidiolen, alle bekleed met leien. De pseudo-zijbeuken staan onder een lezenaarsdak. De daken zijn voorzien van een bakgoot, die is weggewerkt in een langs de gehele kerk opgetrokken fries in siermetselwerk. De daken zijn op de afsluitingen voorzien van een piron, de doopkapel met een in goud uitgevoerde bol, de absis met een in goud uitgevoerde bol met kroon. De muren zijn opgemetseld in extreem grote kloostermoppen in wild verband. De ingangsgevel bestaat uit een rechte gevel, waarvoor een luifel staat. Vier kolommen ondersteunen een fries, afgedekt met een plat dak. In de muur achter de luifel bevindt zich de toegangsdeur onder een segmentboog, met daarboven een getraceerd roosvenster. De deuren zijn alle voorzien van zwaar ijzerbeslag. Links van de ingang staat de doopkapel. Deze is rond en is voorzien van twee rondboogvensters. De kapel is met de kerk verbonden door een kleine insnoering tussen schip en kapel. De doopkapel staat onder een kegeldak. Rechts van de ingang staat een gelede toren, bestaande uit een vierkante onderbouw, die toegankelijk is door een zij-ingang met een trap aan de straatzijde. Aan de absiszijde wordt licht toegelaten door een rondboogvenster en een vierkant venster, dat met houten luiken is afgesloten. Aan de pleinzijde is de toren gesloten. De toren heeft een octogonale lantaarn in waalformaat bakstenen en is voorzien van rondbooggalmgaten. De lantaarn is gekroond met overhoekse pinakels. De toren is gedekt met een octogonaal tentdak. De zijgevels zijn voorzien van pseudo-zijbeuken onder een lezenaarsdak, waaronder een fries. De pseudo-zijbeuk is voorzien van een scheidingsmuur, die boven het dak uitsteekt en doorloopt in de steunbeer van het schip. De pseudo-zijbeuk is voorzien van rechte vensters in spaarvelden, die onderling worden gescheiden door lisenen. In de travee naast de doopkapel staat een rechte deur als toegang tot de doopwachtkamer. Tussen de toren en het transept aan de andere zijde is de pseudo-zijbeuk voorzien van een zij-ingang onder een grote luifel met drie rondbogen. Achter de luifel staat een rechte deur. De transepten hebben de vorm van een zijkapel en zijn voorzien van alternerende steunberen met tweelichten. Boven de transeptarm wordt licht toegelaten door een tweelicht en een roosvenster boven elkaar in de zijgevel ter hoogte van het priesterkoor Aan de pastoriezijde staat tegen het schip een vieringtoren, achter de transeptarm. Deze is ongeleed en heeft rondbooggalmgaten en overhoekse pinakels. De toren is gedekt met een naaldspits. De luiklok werkt goed. De gevel van de absiszijde is voorzien van centraal een absis en tegen de transepten een absidiool. De absis is halfrond en staat lager dan het schip. De fries is naar beneden uitgemetseld en voorzien van rondboogvensters. De absidiolen zijn van een zelfde vorm, maar kleiner en voorzien van rechte vensters. De sacristie staat aan de pastoriezijde tegen het transept in de pseudo-zijbeuk. Deze heeft een plat dak en een kruisvenster. In de travee naast de sacristie bevindt zich een rechte toegangsdeur van de zij-ingang onder een klein roosvenster. Aan de straatzijde staat in de grondkerende muur een dubbele deur onder een segmentboog. Deze geeft toegang tot de kelders van de kerk.

Interieur

Zicht op het priesterkoor. Foto: november 2018

Zicht op de zangtribuneFoto: november 2018

De kruiskerk wordt betreden door een dubbel houten deur, die leidt naar een klein en recht tochtportaal. Na nogmaals een dubbele houtendeur te hebben gepasseerd wordt het schip achterin betreden onder de zangtribune in de derde travee. De tribune beslaat een halve travee en heeft aan de onderzijde een cassetteplafond. Dit gedeelte wordt van de kerk gescheiden door drie grote en twee kleine scheibogen op pilaren met een prismatisch basement en kapiteel. Hierboven staat een balustrade, die alternerend bestaat uit delen met een prismatische gesloten deel en pilaren. In de ingangsgevel staat een getraceerd roosvenster. In de derde travee staan links de toegang tot de doopkapel en een devotiekapel. De aan de buitenzijde als pseudo-zijbeuken te herkennen aanbouwen zijn in de kerk niet zichtbaar. In de ruimte staan doopkapel, doopwachtkamer, biechtstoelen en sacristie, die slechts gedeeltelijk in het schip bereikbaar zijn. De kerk opgetrokken in schoon metselwerk van gele stenen in kettingverband. De muren zijn voorzien van een lambrisering in geglazuurde stenen. De bogen zijn alle rondbogen. De drie traveeën van het schip zijn op dezelfde wijze opgebouwd. De traveeën worden onderling gescheiden door een gordelboog. Deze rusten op een voet, waarop tevens de gordelboog staat, die langs de buitenmuur loopt. Het geheel staat op een basement, dat rust op twee pilaren. Tussen de pilaren en de muur bevindt zich wederom een boog. De pilaren zijn voorzien van een gezamenlijk geprofileerd basement en kapiteel van Sibbemergel. In de muur staan twee tweelichten met daaronder een waterlijst. De traveeën zijn voorzien van een stergewelf van ijsselsteen. Op de vloeren ligt Noors kwarsiet De doopkapel wordt afgescheiden door een rondboog met een ijzeren hekwerk. De vloer van de ronde kapel is verlaagd en bekleed met blauwe keramische tegels. De kapel heeft twee rondboogvensters en een koepelgewelf. De doopkapel heeft een toegang tot een kleine rechthoekige gang, de doopwachtkamer. Hierin staan twee kleine rechte vensters en een deur naar buiten. De devotiekapel is van de kerk gescheiden door een rondboog. Daarachter staat een kleine ruimte met een half tongewelf. Tussen de twee rechthoekige ramen staat een Mariadevotie-altaar. Aan de rechterzijde van de derde travee staan twee ramen en daarnaast staat een devotiekapel, die tevens toegang geeft tot een portaal, dat toegang geeft tot de trappen naar de zangtribune en een zijingang. Deze kapel is rechthoekig en heeft een absidiool naar de ingangszijde van de kerk gericht. De kapel heeft een tongewelf, dat uitloopt in een absidioolkalot. Tegenover de absidiool treedt licht binnen door een rechthoekig venster. De kapel is van de kerk gescheiden door een rondboog met een houten deur. De tweede travee heeft aan de zijkanten een rechte nis, die van de kerk is afgescheiden door twee pilaren. Daarachter bevindt zich een ruimte met een tongewelf. In deze ruimte staat een (intacte) biechtstoel. De eerste travee heeft ter weerszijden toegangen naar de kinderkapellen, die van het schip zijn afgescheiden door een scheiboog, die aan één zijde rust op een pilaar, waarnaast een tweede veel kleinere boog staat. Het priesterkoor is van het schip afgescheiden door een scheiboog. Deze heeft aan weerszijden een kleine boog, waarin de ambones staan. Centraal ligt onder de scheiboog een verhoogde vloer met daarop de communiebanken. Hierachter staan twee trappen van Lunel Uniesteen naast een pseudo-altaar. Het priesterkoor is van de kinderkapellen afgescheiden door een dubbele rij zuilen, waarop met bogen de zijmuren rusten. Tussen de bogen is telkens een tongewelf aangebracht. In de zijmuren treedt licht binnen door een tweelicht met een roosvenster daarboven. De kinderkapellen staan in de transepten en zijn spiegelbeeldig. Op de vloeren ligt Solnhofer steen, De kapellen zijn onderverdeeld in traveeën door de gordelbogen. Per travee staan twee tweelichten waardoor licht naar binnen treedt. De absidiool is van de kapel gescheiden door een triomfboog. In de halfronde absis staat een supedaneum. Boven in de absidiool is boven een waterlijst een strook vensters aangebracht. In de Mariakapel staat achter in de toegang tot het portaal van de zij-ingang en een biechtstoel. In de dagkapel staat achter in de toegang tot het portaal van de zij-ingang en de toegang tot de sacristie.

(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).

Orgel

In 1985 plaatste Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) in deze kerk een orgel.

Foto: november 2018

Foto: november 2018

                - geen verdere gegevens voorhanden -

Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)

Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef
Jozef