Matthias
Ga naar de site van de patroonheiligeParochie/kerkgemeente: | H. Matthias |
Dekenaat/kerkverband: | Roermond |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Posterholt |
Gemeente: | Roerdalen |
Adres: | Hoofdstraat 72 |
Postcode: | 6061 CE |
Kadastrale gegevens: | Posterholt G 529 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | J. J. Lucassen |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Doopvont, hardsteen, geelkoper, XIXA. Hardstenen balustervormige sokkel met koperen deksel bekroond door een kruis. Het voetstuk iswaarscnjinlijk na de Tweede Wereldoorlog bijgemaakt.
Foto: mei 2006
Ruimtelijke contextDe nieuwe Matthiaskerk staat niet meer op de oude locatie, in het zuidoosten van Posterholt, maar ligt thans centraal in het langgerekte dorp. De kerk ligt aan een kruising. De toren fungeert als landmark. Rechts van de kerk ligt een plein met plantsoenen, dat aan de achterzijde aansluit aan het schietterrein van de schutterij. Temidden van een der plantsoenen staat een beeld van Christus Koning. Naast het plein ligt de pastorie. Recht tegenover de kerk staat de voormalige woning van de rector van het Ursulinenklooster uit 1874. De omliggende bebouwing bestaat uit particuliere woningen van recente datum. Achter de kerk ligt een kinderdagverblijf.
Type
Niet-georiënteerde mergelstenen pseudo-basiliek met transept en fronttoren en centraal bankenplan. De kerk leunt qua vormentaal op het romaans en de gotiek.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
De eerste vermelding van een kerk in Posterholt dateert van
Noodkerk
De Matthiaskerk was zo zwaar beschadigd dat op 1 mei 1945 vastgesteld werd dat zij niet meer gerestaureerd kon worden en evenmin als noodkerk kon fungeren. Pastoor Lucassen vestigde voorlopig de noodkerk in het KA-huis. Dit gebouw was veel te klein en werd derhalve uitgebreid, waarbij gebruik gemaakt werd van materiaal uit de verwoeste kerk. Het KA-huis fungeerde zeven jaar als noodkerk.
Huidige kerk
Op 1 juni 1947 kreeg het kerkbestuur toestemming van het bisdom om architect Frits Peutz te benaderen.Op 15 december 1948 kocht het kerkbestuur een stuk grond aan de toenmalige provinciale weg (thans: Hoofdstraat). De kerk, waarvan de twee westelijke traveeën en de toren voorlopig niet werden uitgevoerd, zag men het liefst in mergel uitgevoerd, tenzij dit beduidend meer zou kosten. Peutz’ ontwerp ging uit van een klassiek kerkmodel: een pseudo-basiliek met fronttoren. Voor de kerk staande, wordt de indruk gewekt met een eeuwenoud gebouw van doen te hebben, hetgeen versterkt wordt door de toepassing van mergel. De omvang en hoogte van de kerk doen die indruk echter teniet. Archaïserend zijn ook de rondbogen en absiden. De hoofd- en zijabsidiolen staan zonder overgang tegen het transept. Mogelijk heeft Peutz zich hierbij laten leiden door de romaanse kerken van Salerno, Bari en Bitonto, die een zelfde transeptkoorpartij hebben. Men zou de kerk kunnen typeren als moderne romanogotiek. Door het aansluiten op en het gebruikmaken van historische voorbeelden sluit Peutz’ ontwerp aan bij Meijel en zijn in 1933 gebouwde kerk van Berg en Terblijt. Deken Rhoen zegende de kerk op 16 december
Toren
De kerk was weliswaar gereed, maar er stond nog geen toren. Tegen de voorgevel stond enkel een portaal. Pastoor Lucassen zou de toren niet meer bouwen. In 1958 werd pastoor J.L. Rijcken benoemd, die in Obbicht al voorbereidende werkzaamheden voor de nieuwbouw van de kerk aldaar had verricht. Posterholt en omgeving wachtten met spanning op de aanleg en opening van de Staatsmijn Beatrix. Naar verwachting zou de bevolking daardoor snel groeien. Peutz kreeg opdracht om zijn plannen, die voorzagen in twee extra traveeën en een toren, te voltooien. Het aantal zitplaatsen zou van 700 stijgen tot 900. Op 6 december 1960 werd de uitbreiding aanbesteed.
Veranderingen
Het priesterkoor werd in de jaren zestig naar voren uitgebouwd. De zwart-witte tegelvloer werd daarbij vervangen door hardstenen tegels, zoals die ook in het schip zijn toegepast. Het altaar verdween ten faveure van verplaatsbare houten offertafel. Het tabernakel werd op een hardstenen sokkel in de absis geplaatst. Rond het tabernakel werden houten treden aangebracht als tribune voor de zangkoren. De bijsacristie is inmiddels ingericht tot dagkapel.
Exterieur
Rechterijde. Foto: mei 2006
De voorzijde wordt gedomineerd door de gelede klokkentoren, die tevens als hoofdingang fungeert. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde met leien gedekte naaldspits. De toren en de overige delen van de kerk staan op een circa twee meter hoog uit baksteen opgetrokken trasraam. De rest van het opgaande muurwerk is in mergel gebouwd. Alle daken zijn gedekt met leien. De toren wordt geflankeerd door twee zij-ingangportalen, die met lessenaardaken tegen de zijgevels van de toren leunen. Het schip is pseudo-basilikaal en telt zeven traveeën die door steunberen worden geleed. Elke travee heeft een rondboogvenster. Tegen de eerste travee – die aansluit op de toren – staan op beide zijden halfronde kapellen. Elke kapel heeft vijf rondboogvensters. Tussen de ramen staan zuiltjes met teerlingkapitelen. Het transept is aanzienlijk hoger dan het schip. De eindgevels van het transept hebben elk een langgerekt rondboogvenster met eenvoudig traceerwerk. Hoog in de zijgevels zijn kleinere rondboogvensters
aangebracht. Een koorpartij ontbreekt. Tegen de achtergevel van het transept zijn een grote en twee beduidend kleinere absiden gebouwd, die elk voorzien zijn van een half kegeldak. De hoofdabside is vensterloos en wordt omsloten door de rechthoekige sacristie. De zijabsiden hebben kleine rondboograampjes. Op het zadeldak van het transept staat een ranke, achthoekige dakruiter met daarachter een dakkapel.
Interieur
De hoofdingang van de kerk is aangebracht in de klokkentoren. Het portaal heeft een vlak plafond. Een dubbele houten deur geeft toegang tot het middenschip. Van daaruit loopt het middenpad tussen twee bankenrijen naar het hoofdaltaar. De ingang wordt geflankeerd door een nis (met heiligenbeeld) en de opgang naar de zangtribune. Naast het hoofdportaal liggen twee zijportalen. Zij komen uit op de zijpaden van de kerk. Boven het hoofdportaal bevindt zich de overkluisde orgelruimte en de betonnen zangtribune, die enigszins de kerk insteekt. De tribune heeft een houten balustrade. Achter in de kerk liggen tegenover elkaar de devotiekapel (zuiden) en de doopkapel (noorden). De devotiekapel is met een eenvoudig ijzeren hekwerk afgescheiden van de kerk. De binnenmuren hebben een plint van metselwerk in wild verband. De rest van het opgaande muurwerk en de gewelven is in mergel uitgevoerd. Voor de muren zijn grote, voor de gewelven kleine mergelblokken toegepast. De zuilen zijn opgemetseld in Kunraderblok. Alle kerkvloeren zijn belegd met hardstenen tegels. Het schip telt zeven traveeën, die met ribkruisgewelven overkluisd zijn. De zuilen zijn voorzien van gefrijnde hardstenen basementen en gebouchardeerde kapitelen. De schei- en gordelbogen zijn rondbogig. De processiegangen hebben stijgende tongewelven. De gordelboogjes daar rusten op de kapitelen van de zuilen en op wandpijlers. Tussen de wandpijlers zijn muraalbogen aangebracht, die het muurvlak verder structureren. Door de met lichtgetint glas-in-lood voorziene ramen stroomt veel licht de kerk binnen. De overgang van schip naar koor wordt gemarkeerd door een zware gordelboog. Zulke bogen zijn er ook in de viering, waardoor deze zich duidelijk aftekent van de beide transeptarmen. Transept en viering hebben stergewelven. De absis, zijabsiden en de doop- en devotiekapel zijn voorzien van halfronde kegelgewelven. De vloer van het priesterkoor verheft zich zes treden boven de vloer van het schip. Vijf houten treden vormen de opgang naar het tabernakel. De banken in het transept zijn naar het altaar toegekeerd. Op het transept komen ook twee zijportalen uit. Deze zijn thans als berging en bloemenruimte in gebruik. Links van het koor is de toegang tot de sacristieën. De voormalige misdienaarsacristie is ingericht tot dagkerk. In de zij-absiden staan houten altaren. Het hoofdaltaar is eveneens van hout en verplaatsbaar.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003)
Orgel
In 1846 werd in deze kerk door Louvigny (Roermond) een orgel geplaatst, dat aanvankelijk bestemd was voor een kerk in Pruisen; dit werd in 1885 vervangen door een nieuw orgel van Gebr.Franssen (Roermond) en in 1930 door een orgel van Gebr.Vermeulen (Weert); dit orgel ging in 1944 grotendeels verloren; Gebr.Vermeulen plaatsten aanvankelijk in 1952 een nieuw orgel; huidige orgel is afkomstig uit de kapel van het ziekenhuis te Roermond en werd in 1948 gebouwd door Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen); in 1977 werd het overgebracht naar Posterholt.
hoofdwerk zwelwerk pedaal
Prestant 8’ Dulciaan 8’ Subbas 16’
Nachthoorn 8’ Holpijp 8’ Octaafbas 8’
Prestant 4’ Zing.prestant 4’ Gedektbas 8’
Fluit 4’ Roerfluit 4’ Prestantbas 4’
Octaaf 2’ Zwits.pijp 2’
Mixtuur III-IV Tertiaan II
Hobo 8’
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht).
Doopvont, hardsteen, geelkoper, XIXA. Hardstenen balustervormige sokkel met koperen deksel bekroond door een kruis. Het voetstuk iswaarscnjinlijk na de Tweede Wereldoorlog bijgemaakt.
Tabernakel, brons, Harry W.M. van den Thillart, ca. 1963. Voorstelling: het tabernakel, staande op een hardstenen sokkel, wordt omgeven door een bronzen mantel, met voorstelling uit de Apocalyps (Apoc. 22, 1-2: ‘de rivier met het water des levens, helder als kristal, die ontwelde aan de troon van God en het Lam. Zij liep midden door het plein der stad en op haar oevers, aan weerszijde stond het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt, elke maand eens’. Het tabernakel kan alleen aan de achterzijde geopend worden.
Wijwaterbekkens, hardsteen.