Jozef
Ga naar de site van de patroonheiligeParochie/kerkgemeente: | Christus' Hemelvaart en H. Jozef (Vrangendael en Stadbroek) |
Dekenaat/kerkverband: | Sittard |
Soort gebouw: | Voormalige parochiekerk |
Plaats: | Stadbroek |
Gemeente: | Sittard-Geleen |
Adres: | Hemelsley |
Postcode: | 6136 HK |
Kadastrale gegevens: | Sittard B 2809 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | B. Kockelkoren MSC |
Architect(en): | |
Huidig gebruik: | Gesloopt!! |
Ruimtelijke context
De Sint-Jozefkerk lag op een kerkeiland genaamd Sint-Josephplantsoen, dat grensde aan een van de uitvalswegen van Sittard: de Tudderderweg.
Type
Georiënteerde bakstenen zaalkerk met zijbeuk en paraboolvormig priesterkoor. De ongelede klokkentoren stond in de hoek van koor en zijbeuk en was door de sacristie met de kerk verbonden.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
In 1921 werd het rectoraat Overhoven-Stadbroek opgericht en onder leiding gesteld van de Missionarissen van het H. Hart. Zij namen op 26 juni van dat jaar in de mijnwerkerskolonie Stadbroek een houten noodkerkje in gebruik. Dit noodkerkje werd twee jaar later vervangen door een ander. Het houten kerkje bleef tot 1954 in gebruik en werd toen afgebroken.
Bron: boekwerkje een kwart eeuw Sint Jozefkerk (1954- 1979)
Definitieve kerk
In de jaren dertig ontstond de wens een nieuw kerkgebouw op te richten. Mgr. Lemmens gaf in 1936 toestemming om voor dat doel geld in te zamelen. De oorlog doorkruiste de bouwplannen. In 1950 werd Stadbroek verheven tot rectoraat. De tweede rector, pater B. Kockelkoren MSC, begon meteen voorbereidingen te treffen voor de bouw van een nieuwe kerk. De BBC benaderde de architecten Huysmans, Koene, Dings, Turlings en Margry & Lerou om studieontwerpen in te dienen. Het programma van eisen behelsde een heldere kerk van 500 zitplaatsen en altaar dat overal zichtbaar was. Het priesterkoor moest groot zijn en achter in de kerk diende een devotiekapel ingericht te worden met een aparte ingang. De bouwkosten mochten niet meer dan 175.000 gulden bedragen. De leden van de WGA en BBC lieten zich allen zonder meer positief uit over plan V, dat door Huysmans was ingeleverd. Huysmans kreeg in september 1951 het verzoek ‘goed doorwerkte bestektekeningen met de voornaamste details’ in te leveren. De financiën waren snel geregeld. Het bisdom zou 50 procent subsidie verlenen in plaats van het gebruikelijke 35 procent. Stadbroek was een arme parochie, die niettemin veel geld zelf bijeenbracht, waar bovendien nog een hele infrastructuur opgebouwd moest worden. Voorwaarde voor de ruime financiering was, dat er bezuinigd zou worden op het interieur en er een pastorie zou verrijzen. De aanbesteding vond plaats op 9 februari 1952. Aannemer Oudenhoven uit Venray was de laagste inschrijver en hem werd het werk vervolgens gegund. Burgemeester Coenders van Sittard kon half maart 1952 de eerste spade steken. De burgemeester had bij zijn spitwerk weliswaar nog vaste grond onder de voeten, maar aannemer Oudenhoven stuitte bij het uitschachten van de fundering op drijfzand, althans dat was toen de conclusie. Dit was niet voorzien. Temeer, omdat bij de bouw van een school vlak in de buurt een gewone fundering voldoende was gebleken. Er diende een zware puttenfundering aangelegd te worden, waardoor de bouw van de kerk vertraging opliep en de begroting sterk overschreden werd. De toenmalige directeur van de Oranje Nassaumijnen, ir. Raedts, maakte het bisdom attent op het bestaan van het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft om dit soort problemen in een vroeg stadium te traceren. Nochtans kon op 24 augustus van dat jaar de eerste steen gelegd worden. Behalve haar vormgeving met de paraboolvormige koor- en westpartij viel de Jozefkerk op vanwege de toepassing van ‘fusées ceramiques’ bij de constructie van de gewelven. Fusée ceramique zijn in elkaar geschoven keramische flessen, waarmee boogconstructies gemaakt kunnen worden. Dit procédé werd door Byzantijnse bouwmeesters al toegepast in de koepel van de San Vitale te Ravenna. De herleving van deze bouwtechniek kan op het conto van de Parijse architect Couelle geschreven worden. Huysmans gebruikte de fusées in de daken van schip en zijbeuk. Het priesterkoor, de doop en devotiekapel waren geheel uit met beton bedekte fusées opgetrokken. Architect Couelle kwam speciaal naar Stadbroek kijken naar het resultaat en schijnt opgetogen te zijn geweest. Qua vormgeving sloot de Jozefkerk aan bij de Engelbertkerk uit 1932 van architect Dominikus Böhm in Keulen-Riehl. Het werken met de fusées vereiste echter veel vakmanschap en daaraan had men gebrek. Het werk stagneerde in juli 1953. Derhalve kon de kerk pas op 14 maart 1954 ingezegend worden. Al spoedig bleek, dat de kerk ernstige gebreken vertoonde. Het water drong door wanden, ramen en daken naar binnen en veroorzaakte kortsluiting, een raam woei uit de sponning en de banken waren slecht gemonteerd. Ook de pastorie had ernstig te leiden van lekkages. Aannemer en architecten speelden elkaar de zwarte piet toe. In 1955 en 1963 werden door aannemer Muyres omvangrijke herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Nadat in 1963 de hele voorgevel afgebroken en in niet-poreuze steen weer was opgebouwd was het euvel van vochtdoorslag grotendeels verdwenen. Door alle perikelen na de oplevering van de kerk is van het geplande iconografische programma van glas-in-loodramen niets terechtgekomen.
Kerk en pastorie
Afbraak
Vanwege de sterke daling van het kerkbezoek in de jaren tachtig en negentig verslechterde de financiële positie van de parochie zodanig, dat de kerk niet meer onderhouden kon worden. Onderzoek toonde aan dat de scheurvorming in de kerk niet veroorzaakt werd door drijfzand. Dit werd namelijk bij grondmechanisch onderzoek in 1988 niet aangetroffen. De scheurvorming had bouwfysische oorzaken: zettingen, en de combinatie van beton met baksteen. De scheuren vormden geen gevaar voor de stabiliteit van het gebouw. De slechte bouwkundige staat was verder toe te schrijven aan minimaal onderhoud door de jaren heen. De parochie smolt samen met de Christus’ Hemelvaartparochie van Vrangendaal. Er werd gezocht naar een passende herbestemming voor het gebouw, maar zonder resultaat. De Sint-Jozefkerk werd op 15 februari 1998 aan de eredienst onttrokken en in 2001 gesloopt. Opmerkelijk is dat plannenmakers, zo meldde Bouwen aan Limburg, ter plaatse van de Jozefkerk een ‘nieuw hart’ wilden maken voor de wijk Stadboek en dat er klein detail in hoogbouw moesten komen ter vervanging van de klokkentoren die als landmark had gefungeerd. De plek waar de Sint-Jozefkerk stond, was eind 2002 nog steeds onbebouwd.
Exterieur
Foto 24-11-1953. Bron DSM: www.deMijnen.nl
De westpartij van de Jozefkerk bestond uit een grote paraboolboog die geflankeerd werd door twee kleinere. De schaal van deze bogen, die opgebouwd waren uit fusées ceramiques, werden beton aangeraseerd, zoadat een glad oppervlak ontstond. De voorzijde van de boogconstructies was met baksteen dichtgemetseld. De middelste en hoogste boog had een rechthoekige betonnen venstertracering. De westpartij was lager dan het schip, wiens baksteengevel ter plaatse verder blind was. De zuidelijke gevel van het schip werd gedomineerd door paraboolvormige vensters. Die tussen zich verjongende steunberen staan. Ten opzichte van de rest van het schip sprong de vensterpartij iets naar buiten uit. De daklijst werd geaccentueerd door betonnen blokken. Daarop rustte het segmentbogige dak. Tegen de noordgevel stond de door steunberen gelede vijf traveeën tellende zijbeuk. In de eerste lag de hoofdingang van de kerk. In de overige vier traveeën doorbraken een vier paraboolboogvormige vensters de gevels. De boogvormige daken stonden dwars op het schip van de kerk. De gevel van het schip was eveneens door steunberen geleed. Elke van de vijf traveeën had een rondvenster. De oostpartij van het koor werd gevormd door het paraboolboogvormige priesterkoor, dat, evenals de westpartij, met fusées ceramiques was gebouwd en vervolgens met beton was aangeraseerd. De zijgevels van het koor hadden licht uitspringende betonnen luifels met daarin paraboolvormige vensters. De sluitgevel van het koor daarentegen had een rondvenster. De betonnen tracering bestond uit vier door elkaar gevlochten parabolen. Het lijnenspel van de tracering liet op deze wijze en zespuntige ster en een vierpas zien. In de hoek van het koor en de zijbeuk stond de sacristie, die tevens de verbinding vormde met de uit twee geledingen bestaande vierkante klokkentoren. Het onderste deel van de toren was uit baksteen opgetrokken en was voorzien van een reeks over de vier gevels verspreide raampjes. Op het bakstenen onderstuk stond de opengewerkte betonnen klokkenverdieping met aan elke zijde drie rondbogige galmgaten. Op de hoeken van de overgang van eerste naar tweede geleding waren betonnen waterspuwers aangebracht. De toren had een kleine, gedrukte spits met daarop een ijzeren kruis.
Interieur
Zicht op het koor
De structuur van de fusées ceramiques was in de wanden en gewelven van het priesterkoor en de ingangspartij goed herkenbaar. Het gewelf van het schip toonde eveneens de structuur van dit bouwmateriaal. De rest van de muren was opgetrokken in schoon metselwerk dat ruig was gevoegd. De paraboolbogen van de westpartij schoven eindweegs de kerk in. In de grote boog was de zangtribune aangebracht, die halfrond een stukje buiten de boogconstructie de kerk inkwam. Onder de tribune was een engelenbak. Een middenpad liep tussen de axiaal opgestelde banken door naar het priesterkoor. De zuidwand van de kerk was geleed door de wandpijlers, die een geheel vormden met de steunberen die tegen de buitenmuur stonden. De zijbeuk werd door drie segmentbogen die op dubbele vierkante kolommen rusten. Het priesterkoor verhief zich enige treden boven het vloerniveau van de kerk. Op het koor stond het sacramentsaltaar wederom enige treden hoger.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003)