O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand
Parochie/kerkgemeente: | O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand |
Dekenaat/kerkverband: | Kerkrade |
Soort gebouw: | Voormalige parochiekerk |
Plaats: | Heilust |
Gemeente: | Kerkrade |
Adres: | Kampstraat 50 |
Postcode: | 6466 BR |
Kadastrale gegevens: | Kerkrade D 8446 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | H.J. Vaessen |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | Aan de eredienst ontrokken op 8 juni 2014 |
Foto: september 2005
Ruimtelijke context
De kerk van O.L. Vrouw Altijddurende Bijstand ligt aan een ruim plein. Rondom de kerk liggen plantsoenen. De voormalige lagere school – die inmiddels gesloopt is– lag achter de kerk. Anno 2005 ligt achter de kerk een braak stuk grond.
Type
Niet-georiënteerde in romaniserende trant opgetrokken bakstenen pseudobasilikale kruiskerk met ronde absis. De banken zijn centraal opgesteld.
Bouwgeschiedenis
Noodkerk
De parochie van O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand werd op 15 maart 1949 opgericht. Kapelaan H.J. Vaessen van de Martinusparochie van Spekholzerheide werd benoemd tot bouwpastoor. Vaessen wilde aanvankelijk geen noodkerk, maar direct overgaan tot oprichting van de definitieve kerk. Dat was te optimistisch gedacht. In 1950 maakte architect Harry Koene de plannen voor een noodkerk, die op 17 januari 1950 werd aanbesteed. Aannemer Vonken leverde het werk tien maanden later op. De noodkerk werd op 15 oktober 1950 ingezegend. De noodkerk was een eenbeukig gebouw met open dakstoel en vierkante ramen. Het iets inspringende koor was naar het schip geopend met een korfboog. De noodkerk deed dienst tot 1956 en werd vervolgens als gemeenschapshuis gebruikt.
Huidige kerk
Niet tegenstaande het feit dat Koene de plannen maakte voor de noodkerk, benaderde Vaessen architect Valk voor het maken van het plan voor de definitieve kerk maar uiteindelijk werd het toch Koene. Men wees Koene erop contact te zoeken met de mijndirectie in verband met de werking van de ondergrond. Aannemer Beugels uit Oirsbeek werd na aanbesteding het werk gegund. De toren zou voorlopig niet gebouwd worden vanwege geldgebrek en vanwege het feit dat zich onder de kerk rijke kolenlagen bevonden die nog ontgonnen zouden worden. De toren is uiteindelijk niet meer gebouwd. De kerk werd in acht compartimenten opgetrokken die van dilatatievoegen voorzien waren om de werking van de ondergrond zo effectief mogelijk op te vangen. Voor het metselen van de absiskalot werden gewelvenbouwers uit Noord-Brabant aangetrokken. Als zij aan het werk gingen, mocht niemand toekijken. Het uit de hand metselen van gewelven was hun beroepsgeheim. Na een arbeidsconflict verbrak de aannemer het contract en voerden zijn metselaars, met behulp van formelen, de rest van het werk uit.
Veranderingen
In de jaren zeventig van de 20ste eeuw werd een nieuw vieringaltaar geplaatst. Het oude altaar bleef op zijn plaats en ging als sacramentsaltaar fungeren. De communiebanken in de transeptarmen werden verwijderd. In de sacristie werd een dagkapel ingericht.
Op 8 juni 2014 is de kerk aan de eredienst onttrokken. De gemeente Kerkrade heeft de kerk gekocht en deze zal omgebouwd worden tot een multifunctionele accommodatie.
Exterieur
Absis. Foto: september 2005
De voorgevel van de kerk wordt beheerst door een grote rondboog, waarin zich de drie houten cassettedeuren bevinden die toegang geven tot de kerk. De middelste, dubbele deur is gevat in een rondboog. De deur is rechthoekig en heeft een halfrond met glas-in-lood gevuld bovenlicht. De grote deur wordt geflankeerd door twee kleinere deuren zonder bovenlicht. De ingangspartij is via trappen bereikbaar. Aan weerszijden van de grote boog zijn in de voorgevel twee kleine korfboograampjes en twee lichtspleten gemaakt. Voor het overige is de voorgevel blind. Links van de voorgevel staat de doopkapel, die ten opzichte van de voorgevel iets naar uitspringt. De vierkante doopkapel heeft afgeschuinde hoeken. De voor- en zijgevel worden doorbroken door een rondboogvenster. De daklijst is voorzien van een muizetandfries met daarboven een uitkragende betonnen lijst waarin de regengoot schuilgaat. De doopkapel heeft een geoxideerd koperen tentdak dat bekroond wordt door een bol en een kruis. In de rechterhoek van schip en zijbeuk was de toren geprojecteerd. De rondboog die vanuit de zijbeuk toegang zou moeten geven tot de toren is zichtbaar in de gevel. De zijgevels van het schip zijn identiek. Zij worden door vier rondboogvensters doorbroken. Boven de ramen loopt een muizetandfries met daarboven de dakgoten in een betonnen lijst. Schip en transeptarmen hebben zadeldaken die met Hollandse pannen zijn gedekt. Op de viering staat een dakruitertje met een koperen spits. In de hoeken van schip en transeptarmen staan zijportaaltjes met dubbele houten deuren in een betonnen omlijsting. De transeptarmen zijn eveneens nagenoeg hetzelfde. Het dak van het transept is iets lager dan dat van het schip. De kopse gevels hebben drie rondboogvensters, de zijgevels twee (rechter transeptarm) of drie (linker transeptarm). Tegen de rechter transeptarm staat als semi-onafhankelijk gebouw onder een zadeldak de sacristie, waardoor een derde venster aldaar niet mogelijk was. De sacristie loopt evenwijdig aan de absis. De absis is even breed als het schip, maar iets lager. Het muurwerk heeft zes rechthoekige spaarvelden. Twee rondboogvensters zijn opgenomen in de velden die aansluiten op het schip. De overige spaarvelden zijn blind, maar zijn wel versierd met een regelmatig patroon van gemetselde kruizen. De absis heeft een halfrond met leien bedekt kegeldak.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Drie naast elkander gelegen portaaltjes vormen de overgang van het kerkplein naar het interieur. De rechthoekige deels van glas voorziene tochtdeuren in de kerk komen uit onder de betonnen, trapeziumvormige zangtribune. De tribune heeft een houten en siersmeedijzeren balustrade. Een grote rondboog opent zich richting de het middenschip. Naast de tochtdeuren hangen deuren van het trappenhuis naar de tribune en een berghok. De doopkapel staat middels een rondboog in verbinding met de linker processiegang. De vloer is verlaagd. Het plafond heeft een bakstenen gewelf. Het brede middenschip is van de smalle processiegangen gescheiden door een arcade van vier rondbogen, die direct voortkomen uit de rechthoekige pijlers. Behalve kapitelen ontbreken ook basementen. Op de vloeren liggen Noorse leitegels. De banken zijn in vier blokken opgesteld richting priesterkoor. Schip, zijbeuken, viering en transeptarmen hebben vlakke plafonds. In de viering ligt een cassetteplafond. De overige ruimtes hebben plafonds van betonnen moer- en kinderbalken. De moerbalken rusten op betonnen korbelen. Op de kinderbalken liggen spaanplaten. De overgang van schip naar viering wordt gevormd door een triomfboog. De muurvlakken tussen zijbeuken en transeptarmen zijn doorbroken van kleinere bogen. Vooraan in de viering, die overloopt in het priesterkoor, staan de communiebanken. De viering annex priesterkoor is van de transeptarmen gescheiden door een grote en een kleinere boog. De grote boog markeert het koorgedeelte, de kleinere boog de ruimte van de viering waar de communiebank staat. Het koor is vervaardigd uit travertijn en verheft zich vijf treden boven het vloerniveau van het schip. Het vieringaltaar staat wederom twee treden hoger en het sacramentsaltaar nogmaals drie treden. De halfronde absis is overkluisd door een half koepelgewelf, dat deels uit de hand, deels met behulp van formelen is opgemetseld. In het gewelf zijn twee steekkappen aangebracht waarin zich glas-inloodvensters bevinden. De absis wordt geflankeerd door een kleine absis in de linker transeptarm en een rechthoekige door een boog overhuifde nis in de rechter transeptarm. In beide nissen staan zij-altaren opgesteld. Schuin tegenover bevinden zich de deuren van de zijportalen. Vanaf het koor vormt een gangetje de verbinding tussen koor en sacristie. Een deel van de sacristie is tot dagkapel ingericht. De rechthoekige ruimte is eenvoudig ingericht. Op de vloer ligt parket en tegen het plafond zijn witte schrootjes bevestigd.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
Het in 1961 door Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) geplaatste unit-orgel werd in 1966 vervangen door een tweemanuaals orgel van dezelfde firma.
Hoofdwerk Positief Pedaal
Prestant 8’ Holpijp 8’ Subbas 16’
Bourdon 8’ Fluit 4’ Octaafbas 8’
Octaaf 4’ Prestant 2’ Gedektbas 8’
Fluit 4’ Koraalbas 4’
Mixtuur II-III
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)







Twee ramen met voorstellingen van vissen en brood en een pelikaan. Op het priesterkoor.
Drie ramen met voorstellingen van de H. Familie te Bethlehem geflankeerd door drie herders en de Drie Koningen. Twee ramen met voorstellingen van de evangelisten Johannes en Lucas. In de rechter transeptarm.
Drie ramen met voorstellingen van de geseling van Christus geflankeerd door kleinere scènes van de vrouwen aan het graf, de ontmoeting in de hof van Getsemane en de Emmaüsgangers. Twee ramen met voorstellingen van de evangelisten Marcus en Mattheüs. Een raam met een pietà. In de linker transeptarm.
Zes ramen met voorstellingen van de droom van Jozef, de visitatie, de annunciatie, engel, O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand, engel. In de rechter zijbeuk.
Zes ramen met voorstellingen van de Drie Koningen bij Herodes, de vlucht naar Egypte, de opdracht in de tempel, wijnranken, Christus als de man van smarten, wijnranken.
Twee ramen met een voorstellingen van Christus’ doop in de Jordaan en de kruisiging.

Hekwerk, smeedwerk, Henri de Groot, ca. 1956. Rond het priesterkoor staat een laag hekwerk met daarin verwerkt voorstellingen van een pauw, walvis, vis met broodkorf, pelikaan, twee vogels (paradijsvogels?), phoenix (?).
Hekwerk, smeedwerk, Henri de Groot, ca.
Sacramentsaltaar, travertijn, keramiek,1956. In de tombe zijn keramische reliëfs verwerkt.
Zijaltaar, baksteen, 1956. Baksteen tombealtaar. In het transept
Zijaltaar, uitgewassen beton, 1956. Ronde stipes met betonnen mensa. In het transept.
Vieringaltaar, marmer, XXc. Twee stipes met mensa. Op het priesteraltaar.

Smeedwerk, Henri de Groot, ca. 1956 Voorstellingen van een adelaar en een duif met blad en ganzeveer. Op het priesterkoor.





Hardsteen, 1955. Inscriptie: CHRISTUS ONZE HOEKSTEEN + HEER BLIJF BIJ ONS 19 JUNI

Geel en rood koper, emailcloisonné, 1956. Op de deuren van het ronde tabernakel zijn in email-cloisonné de vier evangelistensymbolen aangebracht. Op het tabernakel staat een kroon. Op het sacramentsaltaar.


