Sebastianus
Ga naar de site van de patroonheiligeParochie/kerkgemeente: | H. Sebastianus |
Dekenaat/kerkverband: | Roermond |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Herkenbosch |
Gemeente: | Roerdalen |
Adres: | Hoofdstraat 21 |
Postcode: | 6075 AE |
Coördinaten: | x: 202319, y: 351766 |
Rijksmonumentennummer: | 28550 Code: 6075AE-00021-01 |
Kadastrale gegevens: | Melick en Herkenbosch A 3340 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | A.J. Rohs |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Eerste steen, hardsteen, 1924. Tekst: FERIA SECUNDA / FESTI PENTECOSTES / PAROCHIANI / BENEFACTORESQUE / ME POSUIT. Met chronogram. In het ingangsportaal. De bijbehorende oorkonde achter de steen hangt nu in de kinderwoorddienstruimte.
Eerste steen, hardsteen, 1949. Tekst: ECCLESIA S. SEBASTIANI / FURORE BELLICO DIRUTA / 20 FEBR. 1945 / RESTITUTA ET AMPLIATA / DEO FAVENTE, S. JOSEPHO CURANTE / 1948 – 1949 / OMNIBUS VIRIBUS OPIBUSQUE / PASTORIS, GREGIS ET FAUTORUM, / LONGE MAXIMQUE / DR. H. BIERMANS – LAPOTRE / NECNON RE PUBLICA ET DIOECESI / ADJUVANTIBUS. In het ingangsportaal.
Steen, hardsteen, 1994. Tekst: ZWAAR BESCHADIGD DOOR / DE AARBEVING VAN 13 APRIL 1992 / WERD IK GERESTAUREERD / TUSSEN JANUARI EN NOVEMBER 1994 / MET STEUN EN MEDEWERKING VAN / DE INWONERS VAN HERKENBOSCH / VAN BEDRIJFSLEVEN, OVERHEDEN / EN VELE ANDEREN / EN OPNIEUW IN GEBRUIK GENOMEN / 6 NOVEMBER
Foto: mei 2006
Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Vroeggotisch koor van mergel XVIII, met vijfzijdige sluiting en over de rechthoekige travee een zesdelige ribgewelf. Schip en toren, 1886-'
Ruimtelijke context
De kerk staat centraal in het dorp aan een groot plein, met in de directe omgeving de pastorie en scholen. Omdat de kerk op het hoogste punt van het dorp staat, overheerst zij in grote mate het silhouet van het dorp. Vooral de toren is van verre te zien en ook het schip steekt boven de huizen uit. De kerk heeft aan de koorzijde een klein kerkhof, dat niet opvalt tussen de bebouwing. Rondom de kerk staat een grondkerende muur.
Type
De Sebastianuskerk is een georiënteerde bakstenen hallenkerk met een fronttoren met westwerk en een historisch mergelstenen gotisch koor. De axiale opstelling kent een middenpad. Het koor is een Rijksmonument.
Bouwgeschiedenis
Voorgangster
De parochie Melick en Herkenbosch werd in 1190 voor het eerst genoemd. Tot 1795 hadden de beide dorpen dezelfde pastoor, daarna werd Herkenbosch onafhankelijk en kreeg zijn eigen pastoor. Wel werd de kerk in Herkenbosch in 1558 genoteerd als ‘ecclesia’, hetgeen op een zekere zelfstandigheid zou kunnen duiden. De mergelstenen kerk stamde uit de 13de eeuw en het priesterkoor bestaat nog steeds. De kerk was in de 19de eeuw te klein geworden en werd onder J. Kayser in de jaren 1886-1889 uitgebreid in neoromaanse trant. Hierbij werd de toren, die eveneens uit de 13de eeuw stamde, verhoogd en van een nieuwe spits voorzien. In 1924 werd de kerk opnieuw vergroot, nu door C. Franssen, waarbij de oude toren werd vervangen door een nieuwe. De kerk werd ook naar het noorden en zuiden uitgebreid. Op 20 februari 1945 werd de kerk door de terugtrekkende Duitsers opgeblazen, waarbij de kerk grondig verwoest werd. Op advies van J. Franssen werd de kerk gesloopt, voor zover noodzakelijk uit constructief oogpunt. Het priesterkoor echter was niet te zwaar vernield, zodat het behouden kon worden. In 1947 werd de laatste hand gelegd aan de restauratie van het kerkhof. Bij het archeologisch onderzoek van Glazema gaven twee zichtsleuven geen resultaat en het vermoeden werd uitgesproken, dat bij de vergroting van de kerk in de 19de eeuw de oude fundamenten zijn verwijderd.
Huidige kerk
Na de oorlog werd de noodkerk ingericht in de jongensschool, later werd hiervoor de overdekte speelplaats van de meisjesschool geschikt gemaakt. Bij de benoeming van een architect werd Koene aangezocht, maar vanwege zijn jeugdige leeftijd werd Peutz als supervisor aangesteld. In 1948 werd de eerste tekening ter goedkeuring voorgelegd. Hierbij werd gekozen voor het opnieuw gebruiken van het priesterkoor en niet besloten tot sloop of verplaatsing naar Canada of naar Overloon (als oorlogsmonument). Deze ideeën speelden op dat moment nog wel. Tevens werd besloten, de oude fundamenten opnieuw te gebruiken en de oude zuilen te herbruiken. Dit ontwerp werd uiteindelijk ook uitgevoerd. Het werk werd aanbesteed en uitgevoerd door Fa. Strauss van Mierlo te Roermond. De bouw en de inrichting konden vooral zo spoedig verlopen dankzij de vrijgevigheid van een oudparochiaan, H. Biermans, die naar Canada was geëmigreerd en grote bedragen aan de kerk schonk. Zijn vrijgevigheid maakte ook het glas-in-lood mogelijk, dat reeds in de eerste jaren na de oplevering in de ramen werd geplaatst. De kerk werd op de Kerstnacht van 1949 feestelijk in gebruik genomen.
Veranderingen
In 1980 werd de oude sacristie afgebroken en vervangen door een nieuwe. Was de oude tegen de kerk aangebouwd onder een lezenaarsdak, de nieuwe (met kelder!) stond onder een zadeldak en daardoor ontstond er enige ruimte tussen de glas-in-lood vensters en de onderzijde van de vensters, die nu open kwamen te liggen. Dit werd aangevuld met bijpassend glas-in-lood. Tevens werd op het koor een dagkerk ingericht, die bereikbaar was via de sacristie. In 1985 werden plannen gemaakt tot het inrichten van de doopkapel tot dagkapel. In 1986 werd dit daadwerkelijk uitgevoerd, waarbij de verlaagde vloer van de kapel is opgehoogd en bekleed met vloerbedekking. Het afscheidingshek rondom de verlaagde vloer verdween hierbij. De kapel werd van de kerk afgescheiden door een wand te plaatsen met aan de onderzijde een houten wand met panelen en twee deuren aan de uiteinden, waarboven een glazen wand met getint glas werd geplaatst. De doopvont werd verplaatst naar de noorderzijbeuk in de kerk. In 1990 is rondom het marmeren altaar in de zuidbeuk een houten devotie-altaar gebouwd, dat werd opgetrokken uit delen van oude banken en biechtstoelen uit Maastricht (Klevarie) en Echt (Ursulinnenklooster). (Zie onder bijzondere voorwerpen). Inmiddels was sinds 1988 de restauratie in volle gang. Deze werd afgerond in 1992, toen de laatste subsidie-aanvragen nog liepen. Toen overviel op 13 april 1992 een aardbeving het dorp. De kerk was zo zwaar beschadigd, dat in eerste instantie aan algehele sloop werd gedacht. Omdat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg echter sloop van het historische priesterkoor tegenhield, werden alternatieven gezocht. Wegens de hoge kosten werden verschillende opties uitgezocht door Architectengroep Satijn te Gronsveld. Deze varieerden van volledige nieuwbouw tot gehele restauratie. Het prijsverschil was bijbehorend. Na het definitieve sloopverbod van het koor werd op enig moment besloten om over te gaan tot volledige restauratie, behalve de toren, die een nieuwe spits zou krijgen. De goedkeuring werd door de DCPB in 1993 gegeven en de herbouw nam een aanvang. De torenspits zou worden gemaakt van massarundubahout, maar na protesten van Milieudefensie en het Wereldnatuurfonds werd gekozen voor western red cedar. Als noodkerk functioneerde ondertussen de ‘Harch’, al moest voor de Kerstmis en de Pasen naar de Olympiahal worden uitgeweken. Omdat de bouw voorspoedig verliep, werden plannen voor de herinrichting opgenomen en ook goedgekeurd door de DCPB. De van het oude altaar afkomende materialen werden herbruikt en men vervaardigde een kleiner vieringaltaar op een stipes, een sokkel voor de tabernakel in de koorafsluiting, van twee op elkaar geplaatsten stipes en een ambon, die werd vervaardigd van onder meer twee op elkaar geplaatste stipes uit de communiebanken. Opvallend is, dat de beide nieuwe altaren in dagkapel en priesterkoor niet zijn voorzien van een supedaneum. Tevens werd aan de westzijde de kerk verkleind. De ruimte in het westwerk, die als kerkruimte was ingericht, werd afgesloten en in de zijbeuken kwamen ruimten voor de kinderwoorddienst, een bergruimte annex schoonmaakruimte en toiletten. Tevens werd een gedachteniskapel ingericht. De zangtribune werd uitgebreid door het dak van deze ruimtes tevens de vloer van de zangtribune te laten zijn. In de zijbeuken werden extra banken geplaatst, zodat een daadwerkelijk vergroting van de ruimte voor het koor niet werd bereikt. Het gevolg van de verkleining valt overigens niet erg op, door de afscheiding van het westwerk met de rest van de kerk met spitsbogen en bepleisterde muur, die reeds aanwezig was. De glas-inloodramen werden niet verwijderd, zodat zowel in de kinderwoorddienstruimte als in de opbergruimte nu deze ramen te zien zijn. Het koor werd voorzien van een betonnen mantel over de gewelven, die als samenhangende constructie dient. Tegen de buitenmuur aan de noordzijde van het koor werd een stalen constructie geplaatst, die eveneens als constructief element fungeert. Bijkomend voordeel was, dat de trekstangen, die sinds circa anderhalve eeuw in het koor waren geplaatst, konden verdwijnen.
Exterieur
Oude koor. Foto: mei 2006
De vierbeukige hallenkerk staat onder een zadeldak op het schip en hierop dwars geplaatste zadeldaken boven de zijbeuken. Het koor staat onder een zadeldak en de koorafsluiting onder een polygonaal schilddak. De absidiolen aan de oostzijde staan eveneens onder een polygonaal schilddak. Het dak van de kerk is belegd met verbeterde hollandse pannen, de daken van de absidiolen en het historische koor met leien. De daken zijn voorzien van bakgoten. De buitenmuren zijn opgetrokken in grauwe baksteen in kruisverband, platvol gevoegd. De trasramen in de muren zijn in natuursteen. De inzetstukken en de bekleding van de steunberen zijn in mergel. Tegen de westzijde staat een toren in een westwerk. Aan weerszijden van de toren ligt het westwerk onder een zadeldak. Langs de dakrand van het westwerk staat een rondboogfries. Het westwerk bestaat uit een boven het schip uitstekend travee met centraal een ongelede toren. Aan de westzijde zijn de hoeken afgeschuind. In de zijmuren staan rondboogvensters. Het westwerk is aangesloten op drie beuken van de kerk, de vierde beuk is korter en staat los van het westwerk aan de noorderzijde. Centraal in de westgevel staat een tochtportaal onder een lezenaarsdak, met aan weerszijden twee pilaren naast de dubbele houten deur. In de zijmuren staat rondboogvensters. Boven het tochtportaal staat een getraceerd roosvenster. De toren staat onder een naaldspits, die is opgebouwd uit stalen spanten met een bekleding van western red cedar. De onderzijde hiervan is opengewerkt en dient als luizolder. Het dak is bekroond met een kruis op een bol. De zuidgevel bestaat uit vier traveeën, waarvan de twee middelste naar buiten uitsteken. In elke travee staat een spitsboogvenster, de traveeën zijn van elkaar gescheiden door een ongelede steunbeer. In de oksel tussen schip en koor staat de sacristie. Deze is uit mergel en staat onder een zadeldak, dat is gedekt met leien. In de sacristie staan spitsboogvensters. De noordgevel bestaat uit een beuk, die uit twee traveeën bestaat en tegen het schip staat. Aan de westzijde staat een ingangsportaal onder een lezenaarsdak en voorzien van een fries op twee pilaren met een basement en een kapiteel. De muren van de gevels zijn aan de noordzijde voorzien van spitsboogvensters. Aan de oostzijde hebben de beide noordbeuken een absidiool en overhoekse steunberen, die zijn versierd met mergel. De spitsboogvensters zijn voorzien van mergelen inzetstukken. Tegen de centrale beuk staat het historische priesterkoor. Deze bestaat uit een vierkante travee en een 5/10 polygonale absis. De travee staat onder een zadeldak met leien, de absis heeft een polygonaal schilddak. De gevels zijn versierd met een rondboogfries. Licht treedt toe door getraceerde tweelichtspitsboogvensters. Tegen de gevel staan gelede steunberen. Tegen de noordgevel staat een stalen constructie, die de spatkrachten opvangt.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Het schip
De kerk wordt betreden door een tochtportaal, die van de kerk is gescheiden door een dubbele houten deur. In het westwerk staan aan weerszijden van de toegang bijruimten. Aan de zuidzijde staat een gedachteniskapel, die bestaat uit een tweetal glas-in-loodramen, waartussen de devotieruimte staat. Boven deze ruimten staat de zangtribune. Deze wordt verlicht door een roosvenster in de westmuur en rondboogvensters in de afgeschuinde muren. Het westwerk en de kerk zijn van elkaar gescheiden door een bepleisterde muur, waarin in elke beuk een spitsboog scheiboog staat. De kerk wordt betreden in het schip, dat uitziet op het koor. Het schip is iets breder dan de andere beuken. De beuken worden van elkaar gescheiden door pilaren, die het kruisgewelf dragen, alles van mergel. De geboorte van de gewelfbogen staan op een koolbladkapiteel, in de muren staan de ribben op een schalk. De muren zijn in mergel, waarbij de kolommen en pilaren en schalken schoon zijn gelaten, de rest is bepleisterd. Op de vloer liggen twee kleuren natuursteen in ruitverband. De zuiderbeuk is voorzien van spitsboogvensters, die zijn gescheiden door kolommen. Aan de oostzijde staat een houten Sebastiaanaltaar. In de beuk staan twee houten biechtstoelen, die als opslagplaats in gebruik zijn. In de muur van het westwerk staat in de vroegere doorgang naar het westen een ingebouwde vitrine. De noordbeuk heeft een absidiool, die van de beuk is afgescheiden door een scheiboog. In de polygonale absidiool met een straalgewelf staat een tridentijns Maria-altaar, dat verlicht wordt door spitsboogvensters. De voormalige doopkapel bestaat uit een noorderbeuk met twee traveeën, die van de rest van de kerk is afgescheiden door spitsboogscheibogen, waarin een houten panelen wand met daarboven vensters is geplaatst. In deze beuk staat aan de oostzijde een polygonale absis met vensters met een driepas bovenaan en een straalgewelf. De beuk wordt betreden door de zij-ingang, die aan de westzijde staat en van de beuk is afgescheiden door een houten deur. Het priesterkoor bestaat uit een travee met een kruisgewelf en een polygonale absis met een straalgewelf. De tweelicht spitsboogvensters staan op schalken. In de muur eronder staan arcadenissen. Aan de zuidzijde bevindt zich de toegang tot de sacristie.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
In 1798 kwam deze kerk in het bezit van het orgel van het vm.Begijnhof te Roermond; dit eenmanuaals orgel met aangehangen pedaal wordt zowel door van der Aa in zijn “Aardrijkskundig woordenboek” (1844) als in de dispositie-verzameling van Broekhuyzen (medio 19e eeuw) vermeld; in 1944 ging het orgel verloren; Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) plaatste in 1950 een nieuw tweemanuaals orgel.
Hoofdwerk Zwelwerk Pedaal
Prestant
Salicionaal
Roerfluit
Prestant
Fluit
Kwint 2 2/3’ Roerkwint 2 2/3’ Bazuin
Octaaf
Mixtuur IV-VI Terts 1 3/5’
Trompet
Klaroen
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)
Eerste steen, hardsteen, 1924. Tekst: FERIA SECUNDA / FESTI PENTECOSTES / PAROCHIANI / BENEFACTORESQUE / ME POSUIT. Met chronogram. In het ingangsportaal. De bijbehorende oorkonde achter de steen hangt nu in de kinderwoorddienstruimte.
Eerste steen, hardsteen, 1949. Tekst: ECCLESIA S. SEBASTIANI / FURORE BELLICO DIRUTA / 20 FEBR. 1945 / RESTITUTA ET AMPLIATA / DEO FAVENTE, S. JOSEPHO CURANTE / 1948 – 1949 / OMNIBUS VIRIBUS OPIBUSQUE / PASTORIS, GREGIS ET FAUTORUM, / LONGE MAXIMQUE / DR. H. BIERMANS – LAPOTRE / NECNON RE PUBLICA ET DIOECESI / ADJUVANTIBUS. In het ingangsportaal.
Steen, hardsteen, 1994. Tekst: ZWAAR BESCHADIGD DOOR / DE AARBEVING VAN 13 APRIL 1992 / WERD IK GERESTAUREERD / TUSSEN JANUARI EN NOVEMBER 1994 / MET STEUN EN MEDEWERKING VAN / DE INWONERS VAN HERKENBOSCH / VAN BEDRIJFSLEVEN, OVERHEDEN / EN VELE ANDEREN / EN OPNIEUW IN GEBRUIK GENOMEN / 6 NOVEMBER
In de absidiool van de dagkapel. Vier ramen met daarop de personificaties van de vier paradijsstromen, staande boven een waterstroom. Ze zijn herkenbaar aan hun naam op de afbeelding: PHYSON, GEON, TIGRIS, EUPHRAAT. De dagkapel was tot 1986 ingericht als doopkapel, de doopvont stond op de verlaagde vloer in de absidiool. Dat verklaart de aanwezigheid van deze afbeeldingen.
In de Maria-absidiool. Eerste raam: Bovenaan: IVOREN TOREN. Afbeeldingen van boven naar beneden: Opstanding, Gethsemane, Annunciatie. Tweede raam: TOREN VAN DAVID. Afbeeldingen van boven naar beneden: Hemelvaart, Geseling, Visitatie. Derde raam: Bovenaan: MORGENSTER. Afbeeldingen van boven naar beneden: Pinksteren, Kroning met doornen, Geboorte van Christus. Vierde raam. Bovenaan: DEUR DES HEMELS. Afbeeldingen van boven naar beneden: Maria-hemelvaart, Kruisdraging, Opdracht in de Tempel. Vijfde raam. Bovenaan: O.L.V. VAN SMARTEN B.V.O. Afbeeldingen van boven naar beneden: Kroning van Maria, Dood op het kruis, Wedervinding van Jezus in de tempel. In de ramen staan in horizontale rijen telkens de Blijde, de Droeve en de Glorievolle Geheimen van de rozenkrans. Boven deze afbeeldingen staan vier namen van Maria uit de Marialitanie en een smeekbede.
Vier ramen naast de gedachteniswand met van links naar rechts; Wereldbol met Christusmonogram; Mariamonogram met daaronder een lelie, omstrengeld door een slang; Christusmonogram met een druivenstok en een hak (houweel?); Zon met een korenaar. Volgens de literatuur zou het hier gaan om de gebedsuren, maar waarschijnlijker is het, dat de voorstellingen aan de linkerzijde gewone naamssymbolen zijn en de voorstellingen rechts gebruikelijke eucharistische symbolen zijn. De ramen zijn afkomstig van het voormalige Ursulinnenklooster te Echt.
Schip; zuidzijde. Afbeeldingen van Hubertus, geknield in het bos; Isidorus als landman; Maria Sterre der Zee met een aantal mensen onder haar mantel (met herkenbare portretten van architect Koene en pastoor Rohs); Augustinus als bisschop. Noordzijde: Afbeelding van Sebastianus; in kleiner formaat: Antonius van Padua; Gerardus Majella.
Dagkapel, 1949.
Noordzijde. Afbeeldingen van de H. Familie en de H. Lucia. Koor, 1950.
Van de noordzijde via de oostzijde naar de zuidzijde, twee aan twee: Agnes en Caecilia; Sebastianus en Hubertus; Jozef en O.L.V. van Lourdes; H. Drieëenheid (met een duif in de vierpas); Petrus en Paulus; Anna en Maria; Elisabeth van Thuringen en Margaretha. De onderzijde van de laatste twee ramen zijn na de afbraak van de oude sacristie in eenzelfde stijl bijgemaakt.
In het zijportaal: Henricus. In het hoofdportaal: Hubertus en Augustinus, beide in bisschoppelijk gewaad.
Dagkapel, 1986: mensa op vier zuilen als stipes. Priesterkoor, 1994: mensa op tombe. De tabernakel staat op een sokkel van twee op elkaar gestapelde stipes van het oude altaar. Het ambon van twee op elkaar gestapelde stipes van de oude communiebank. Het altaar, de sokkel en het ambon werden gemaakt van het afkomende materiaal van de oude meubelstukken. Opvallend is, dat de altaren niet op een supedaneum staan.
In het tochtportaal van de zij-ingang staat een halfrond geprofileerd vat op een gladde schacht tegen de muur gemetseld met op de cuppa de tekst gegraveerd: ASPERGE ME. Het vat is gedekt met een halfrond geprofileerd koperen deksel, bekroond met een kruis.