Gertrudis
Ga naar de site van de patroonheiligeGa naar site van het gebouw c.q. de parochie
Parochie/kerkgemeente: | Parochiefederatie Maasbracht (H. Gertrudis) |
Dekenaat/kerkverband: | Susteren |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Maasbracht |
Gemeente: | Maasgouw |
Adres: | Kerkplein 1 |
Postcode: | 6051 DT |
Rijksmonumentennummer: | 26519 Code: 6051AJ-00007-01 |
Kadastrale gegevens: | Maasbracht G 335, G 336 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | J.W.H. Knops |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Zijaltaar, baksteen, natuursteen, ca. 1949. Twee bakstenen stipes met natuurstenen mensa. De mensa heeft een geprofileerde rand.
Vieringaltaar, marmer, 1969. Mensa op twee stipes.
Geen foto beschikbaar.
Deuren, ijzer, ca. 1949. De deuren geven toegang tot de doopkapel en zijn versierd met A en Omega, een vis, water, een duif, een hart, een anker en het chiroteken.
Geen foto beschikbaar.
Hardsteen, geelkoper, XVIa en XIXd. Vierkant voetstuk, achtzijdige schacht met profileringen en insnoeringen, op de onderste vierkant rozetten, met een welving overgaand in achtzijdige vont. Ter hoogte van de bovenrand op vier zijden een kopje. Geelkoperen gewelfd en geprofileerd deksel met gekartelde rand. Bekroond met een plat leliekruis.
Geen foto beschikbaar.
Steen, hardsteen, 1948. Tekst: A.D. 1948. Tussen de letters en het jaartal staat het chiroteken.
Geen foto beschikbaar.
Foto: mei 2006
Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg
St. Gertrudiskerk. Mergelstenen toren, XIV, versierd met rondbogige spaarvelden en een rondboogfries. In de kerk: communiebank, 1835, en gotisch doopvont met koperen deksel. Buiten tegen de zuidmuur een stenen grafkruis, 1784. (datum: 11-07-1968)
Ruimtelijke contextDe Gertrudiskerk ligt op een verhoging vlakbij de Maas en de binnenhaven. Ten opzichte van het dorp ligt zij excentrisch. Ten noorden van de kerk bevindt zich het kerkhof. Tegenover de kerk, aan de Hoofdstraat, staat de pastorie. De omliggende bebouwing bestaat uit woonhuizen en enige bedrijfspanden.
Type
Georiënteerde, bakstenen kruiskerk met ronde absis tegen een 14de eeuwse mergelstenen westtoren. Het schip is pseudobasilicaal. De banken zijn axiaal opgesteld.
Bouwgeschiedenis
In 1265 was er sprake van een kerkgebouw in Maasbracht, dat aan de uiterwaarden van de Maas stond. De nu nog bestaande toren is naar schatting in de 14de eeuw gebouwd, al zijn er experts, die op basis van de stijlelementen de 13de eeuw ook als mogelijke bouwperiode zien. In 1695 is er sprake van bouwactiviteit onder pastoor Vorsterman, die de kerk geschikt maakte voor 600 gelovigen. Onbekend is of dit nieuwbouw of een uitbreiding betreft. In 1785 werd de kerk (wederom) vergroot onder pastoor H. Clermonts. In 1867 kreeg pastoor Smidts van de gemeente 280 gulden als subsidie voor de nieuwbouw van een voorportaal. Doordat de kerk op kleine afstand van de Maas staat, is deze kerk van oudsher de plaats geweest waar binnenschippers ter kerke gingen. Deze traditie is gebleven. Het schippersinternaat, alsmede de schipperkerken van hervormden en gereformeerden stonden eveneens in Maasbracht. Pastoor Smidts begon in 1878 met de voorbereidingen voor de bouw van een nieuwe parochiekerk met behoud van de oude toren. Pas in 1890 werden de plannen van architect J. Kaijser gerealiseerd. Aan het einde van het jaar 1944 raakte deze kerk als gevolg van Engelse artilleriebeschietingen zwaar beschadigd.
Huidige kerk
De zaal ‘Sentjens’ werd als noodkerk in gebruik genomen. Op 14 november 1945 berichtte het kerkbestuur dat men architect Boosten in de arm genomen had om de kerk te restaureren. Boostens ontwerp voorzag in een kerk met Romaanse vormen (rondboogconstructies) om beter aan te sluiten op de toren. Om die reden was het schip ook lager dan de koorpartij. De aanbesteding vond plaats op 18 juli 1947. Het werk werd gegund aan de laagste inschrijver, de firma Sondermeijer en Zoon die in Rotterdam en Roermond gevestigd was. Op 9 mei 1948 werd de eerste steen gelegd. Het door Boosten geplande beeldhouwwerk rond de hoofdingang werd niet uitgevoerd. Pastoor Knops wilde het niet hebben. Hij spaarde het geld liever voor nieuwe klokken. Op 5 juni 1949 werd de kerk in gebruik genomen. De toren werd in de jaren 1950-1951 door de firma Sondermeijer gerestaureerd. Mgr. Moors consacreerde de kerk in 1961.
Veranderingen
Het priesterkoor werd in 1969 aangepast. De communiebanken en een zijaltaar zijn verdwenen. De orgeltribune werd eveneens verwijderd. Op het priesterkoor is het orgel herplaats. Er kwam een nieuw vieringaltaar en het tabernakel kreeg een plaats op de overgang van schip en koor. De doopkapel is verbouwd tot Mariakapel. De verlaagde vloer is aangevuld. In 1987 werd een invalideningang met hellingbaan gemaakt aan de straatzijde.
Exterieur
Foto: mei 2006
De toren bestaat uit drie geledingen, die door geprofileerde waterlijsten met elkaar verbonden zijn. De onderste geleding heeft een bakstenen plint. De rest van het muurwerk is in mergel uitgevoerd. Met uitzondering van een rondboogvenster is de eerste geleding blind. De middendeel van de toren is versierd met lisenen die door drie rondbogen verbonden zijn. In de bovenste geleding hangen de klokken. Aan iedere zijde doorbreken twee spitsboog galmgaten het muurwerk. Op de west- en zuidhoek van de toren zijn wijzerplaten aangebracht. Boven een rondboogfries loopt de geprofileerde daklijst met daarboven een achthoekige, met leien gedekte naaldspits op een vierkante schoot. Op de spits staat een bol met kruis en weerhaan. Tegen deze toren staat de geheel in rode baksteen en in staand verband uitgevoerde nieuwe kerk. De westgevels hebben twee smalle, maar hoge rondboogvensters aan weerszijden van de toren. Het schip telt vier traveeën, die door steunberen worden geleed. De zuidgevel is ter plaatse van de eerste travee van een portaal voorzien, dat via een trappartij vanaf de straat bereikbaar is. De rondboog, waarin de met ijzer beslagen deuren hangen, is teruggemetseld. Het door Boosten geplande beeldhouwwerk is nooit gerealiseerd. Op de hoeken van het portaal zijn betonnen aanzetstukken verwerkt. Het schip heeft aan de zuidzijde drie rondboogvensters, die aangebracht zijn tussen de contreforten. De noordgevel heeft een identieke uitvoering, maar dan met vier vensters. Schip en portaal zitten onder een zadeldak. De ramen hebben sterk afgeschuinde afzaten. Het transept bestaat uit twee traveeën, die elk met een zadeldak haaks staan op het dak van het schip. De nok van deze daken is echter lager dan die van het schip. De drie grote rondvensters – twee in het noordtransept en één in het zuidtransept - zijn voorzien van betonnen maaswerk in de vorm van drie ineengevlochten ringen. In de afzaten zijn op het laagste punt betonnen blokken gezet, die als lekdorpel fungeren. In de topgevels zijn vlechtingen verwerkt. Overhoeks geplaatste steunberen vangen de gewelfdruk op. Het transept aan de zuidkant van de kerk wordt deel aan het oog ontrokken door een lange gevel, die voorzien is van een reeks rondboogvensters die alleen of met twee dan wel drie gekoppeld het gevelfront doorbreken. Hierachter bevinden zich de zij-ingang, de doopkapel een zijkapel en de sacristie. Deze compartimenten hebben, met uitzondering van de sacristie, lessenaardaken, die ter hoogte van het transept vervloeien met het zadeldak van het schip. De sacristie daarentegen heeft weer een zadeldak. De kopse kant van de sacristie heeft twee rondboogvensters. In de oksel van de sacristie en de absis biedt een met een rondboog overkluisde trap toegang tot de kelder, terwijl een trap naar de achteringang van de kerk leidt. Tegen de noordgevel van de kerk is ter hoogte van het priesterkoor een tweede zijkapel en bijsacristie gebouwd, die eveneens rondboogramen en lessenaardaken hebben. De bijsacristie is eveneens via een achteringang te betreden. Het priesterkoor met zijn halfronde absis is grotendeels ingebouwd door de kapellen en sacristieën. Het koor is beduidend hoger dan het schip. Boven de lessenaardaken liggen aan elke zijde drie gekoppelde rondboogvensters. De absis heeft twee hoge rondboogramen. Het koor is voorzien van een zadeldak, dat de ronding van de absis volgt. Op de punt van het dak staat een ijzeren kruis.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht naar achteren
De hoofdingang van de kerk biedt toegang tot de zuidelijke processiegang en vervolgens tot het brede middenschip. De hoofdingang ligt niet in de as van de toren, middenpad en vieringaltaar. De achterzijde van de kerk wordt begrensd door de westtoren. Tegen de muur zijn de geprofileerde kraagstenen van de voormalige zangtribune nog zichtbaar. De boog die toegang tot de tribune bood is met mergelblokken dichtgemetseld. Tegen dit stuk muur hangt thans een lichtbak met glas-in-lood. Het middenschip telt vier traveeën die van elkaar gescheiden zijn door grote gemetselde rondbogen. De bogen spruiten voort uit de pijlers en hebben noch kapitelen noch basementen. Het gehele interieur is uitgevoerd in schoon metselwerk. Het middenschip is niet overkluisd, maar heeft een open dakstoel. Op de moerbalken rusten kinderbalken. Daarop liggen witte platen. De kerkvloer is belegd met leistenen tegels. Tussen het middenschip en de zijbeuken staat een arcade van vier rondbogen met daarboven kleinere rondboogjes met naar het oosten toe afgeschuinde neggen om het daglicht dat via de vensters in de zijgevels binnenvalt de kerk in te loodsen. Ook deze bogen hebben geen kapitelen of basementen. De processiegangen zijn overkluisd met bakstenen kruisgraatgewelven. De gewelven zijn in baksteen, die iets lichter rood is dan die van het opgaande muurwerk, uitgevoerd. Op het schip sluit het transept aan, dat twee traveeën telt. De opbouw is dezelfde als het middenschip. De transeptarmen zijn overkluisd met kruisgraatgewelven. De viering, die door een grote gordelboog in twee stukken wordt gedeeld, heeft een open dakstoel. Vanuit de transeptarmen zijn via trapjes de zijkapellen naast het priesterkoor bereikbaar. In de zuidelijke transeptarm geeft een ijzeren deur toegang tot de voormalige doopkapel, terwijl een houten deur in het zijportaal uitkomt. Een brede triomfboog markeert de overgang van de viering naar het priesterkoor, dat zich vijf treden boven het vloerniveau van transept en schip verheft. De vloer van het koor is van travertijn, doch thans grotendeels voorzien van vloerbedekking. Het ronde priesterkoor is overkluisd met kruisgraatgewelf en in de absis een straalgewelf. De gewelven rusten op gemetselde kraagsteentjes. Twee rondbogen bieden toegang tot de van kruisgraatgewelven voorziene zijkapellen. Boven deze bogen welft het muurwerk iets de kerk in om de druk van het gewelf ter plaatse op te vangen. Vanuit de zuidelijke zijkapel zijn toegangen aanwezig tot de transeptarm, het gewelf boven het koor en de voormalige doopkapel. In de ronding van de absis zijn deuren aangebracht, die toegang geven tot de bijsacristie en sacristie. Vanuit de zuidelijke transeptarm zijn het zijportaal en de voormalige doopkapel bereikbaar. De kapel is inmiddels veranderd in een Mariakapel. De kapel heeft een tongewelf.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
Blijkens het “Aardrijkskundig woordenboek” van van der Aa was deze kerk in 1846 “van een orgel voorzien”; volgens de dispositie-verzameling van Broekhuyzen een “achtvoets werk”, dat in 1836 “aanmerkelijk gerepareerd” was; in 1937 plaatste Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) een nieuw tweemanuaals orgel, dat zij in 1949 uitbreidde met een eenmanuaals koor-orgel en in 1969 op het priesterkoor werd geplaatst.
Hoofdorgel
Hoofdwerk Zwelwerk Pedaal
Bourdon 16’ Open nachthoorn 8’ Subbas 16’
Prestant 8’ Baarpijp 8’ Zachtbas 16’
Bourdon 8’ Prestant 4’ Octaaf 8’
Octaaf 4’ Echofluit 4’
Mixtuur III-IV Roerkwint 2 2/3’
Trompet-Regaal 8’ Blokfluit 2’
Hobo 8’
Koororgel
Manuaal Pedaal
Dulciaan 8’ Openfluit 4’ Subbas 16’
Bourdon 8’ Nasard 2 2/3’
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht).
Zijaltaar, baksteen, natuursteen, ca. 1949. Twee bakstenen stipes met natuurstenen mensa. De mensa heeft een geprofileerde rand.
Vieringaltaar, marmer, 1969. Mensa op twee stipes.
Geen foto beschikbaar.
Deuren, ijzer, ca. 1949. De deuren geven toegang tot de doopkapel en zijn versierd met A en Omega, een vis, water, een duif, een hart, een anker en het chiroteken.
Geen foto beschikbaar.
Hardsteen, geelkoper, XVIa en XIXd. Vierkant voetstuk, achtzijdige schacht met profileringen en insnoeringen, op de onderste vierkant rozetten, met een welving overgaand in achtzijdige vont. Ter hoogte van de bovenrand op vier zijden een kopje. Geelkoperen gewelfd en geprofileerd deksel met gekartelde rand. Bekroond met een plat leliekruis.
Geen foto beschikbaar.
Steen, hardsteen, 1948. Tekst: A.D. 1948. Tussen de letters en het jaartal staat het chiroteken.
Geen foto beschikbaar.
Glas-in-lood, neogotisch, XIXd/XXa.
Voorstellingen: H. Gerlachus, H. Gertrudis (in een lichtbak), H. Lambertus. Onder ramen staan de teksten: H. GERLACHUS KLUIZENAAR GEULDAL; H. GERTRUDIS PATRONES DER REIZINGERS; LAMBERTUS GEMARTELD TE LUIK. De ramen zijn afkomstig uit een afgebroken kerk te Sint-Michielsgestel.
Glas-in-lood, ontwerp H.H.J. Kurvers, iconografie L. Creemers; uitvoering GBB Tilburg, 1988. Tekst linker raam: DE HEER STAK ZIJN HAND UIT, RAAKTE MIJN MOND AAN EN SPRAK TOT MIJ: IK LEG HIERMEE MIJN WOORDEN IN UW MOND JER. 1:9 ATELIER GBB T.M. A.K. TILBURG
Tekst rechter raam: DE HEER SPRAK WIE ZAL IK ZENDEN, WIE ZAL GAAN IN ONZE NAAM. IK ANTWOORDDE HIER BEN IK, ZEND MIJ. JES. 6:8 HUUB H.J. KURVERS ME FECIT 1998 ICON. PAST. L. CREEMERS. Geplaatst in de ramen achter het priesterkoor.
Brons, ca. 1949. Het tabernakel kan aan beide zijden geopend worden. Op de deur aan de voorzijde staat in heen ruit de lettercombinatie IHS. Op het tabernakel staat een koperen kroon met bol en kruisje.
Geen foto beschikbaar.
Gedrukt klokvormige voet, slanke ronde stam, rond bekken met verdikte bovenhelft.
Geen foto beschikbaar.