Isidorus
Ga naar de site van de patroonheiligeGa naar site van het gebouw c.q. de parochie
Parochie/kerkgemeente: | Federatie Kana |
Dekenaat/kerkverband: | Thorn |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Heibloem |
Gemeente: | Leudal |
Adres: | Pater van Donstraat 4 |
Postcode: | 6089 NP |
Coördinaten: | x: 190439, y: 368070 |
Kadastrale gegevens: | Roggel 00 en H 633 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | J.L. van Don SCJ (Bouwrector) |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Foto: juni 2008
Een uitgebreide levensbeschrijving van de H.Isidorus vindt u bij de Isidoruskapel in Swier bij Wijnandsrade.
Ruimtelijke contextDe Isidoruskerk staat centraal in het dorp, iets terzijde van een groot plein, nabij de school. De kerk is geen landmark, maar bepaald wel het beeld in het dorp.
Type
De georiënteerde bakstenen zaalkerk kent een axiaal bankenplan, doorsneden door een middenpad.
Bouwgeschiedenis
Voorgangsters
Reeds voor de oorlog werden de missen in de Broederskerk bezocht door de bewoners van onder meer Heibloem. Tijdens de oorlog was het klooster van de Broeders van Onze Lieve Vrouw van Zeven Smarten gevorderd ten behoeve van de NSKK Motorschule, zodat een beugelbaan in gebruik werd genomen om de missen te kunnen lezen. Na de oorlog werd (net als in Koningslust) besloten een apart rectoraat te laten oprichten, opdat de mensen van buitenaf niet meer naar de broeders hoefden te komen. Wat mee heeft gespeeld is, dat de broeders het jongensinternaat ‘De Heibloem’, dat aan het klooster was verbonden, wilden uitbreiden.
Huidige kerk
De zielzorger van het klooster, pater Bos van de paters van het Heilig Hart, kreeg in 1947 tevens de benoeming tot bouwrector, met als extra opdracht om naast een kerk ook een school te bouwen. Direct was er contact met de Provinciale Planologische Dienst (PPD) om een goede locatie vast te stellen. In 1948 reeds werd een opvolger benoemd, pater van Don. Speciaal voor hem werd de rectoraatswoning tot kloostergebied verklaard. De leden van de congregatie mochten immers niet buiten het klooster wonen, maar door deze formele handeling kon dit probleem worden opgelost. Als moederklooster gold het klooster in Asten. De rector benoemde P.H. Weegels tot architect. Het ontwerp in 1950 had een schip, dat volledig op het schip van de kerk in Haler leek. De invulling van de ramen in zijgevels is iets gewijzigd, maar verder is het vrijwel dezelfde kerk. Om financiële redenen herzag Weegels zijn plan en beperkte zich tot het schip van de kerk. P.J.H. Severins uit Kessel,die reeds de school had gebouwd kreeg de bouwopdracht. Op 29 juni 1951 nam de bouw een aanvang, op 30 maart 1952 werd de kerk door deken Omloo ingezegend. In 1962 groeide het dorp en kwam de wens op tafel de kerk af te bouwen. Weegels leverde opnieuw hiervoor plannen. Maar in 1964 rezen twijfels over de noodzaak tot vergroting. De bevolking groeide minder snel dan verwacht. Uiteindelijk werd besloten transept en koor niet meer te bouwen.
Veranderingen
Na het besluit om de kerk niet uit te breiden werd op een later moment besloten tot herinrichting van de het koor en de bouw van een sacristie. Het hoogaltaar werd verwijderd en de huidige inrichting kwam tot stand. Waarschijnlijk werd dit gelijktijdig gedaan met de bouw van de sacristie, omdat de plavuizen op het koor naadloos doorlopen in de sacristie. Waarschijnlijk werd toen ook de schoorsteen uitgebouwd tot toren. De achterste banken werden verwijderd. Dit geldt ook voor de biechtstoelen. In 1977 werd het rectoraat tot parochie verheven.
Exterieur
Koorzijde. Foto: juni 2008
De kerk is gedekt met een zadeldak met verbeterde hollandse pannen, dat wordt ontwaterd door bakgoten op een natuurstenen geprofileerde fries. De muren zijn in wild verband opgemetseld en platvol gevoegd. Het trasraam is in een lichtere kleur stenen. De kerk heeft aan de westzijde een puntgevel met natuurstenen topkruis en rollagen. De gevel is doorbroken door een roosvenster met een vierpas tracering. Hieronder bevindt zich het aangebouwde toegangsportaal, dat onder een zadeldak staat. In de topgevel bevindt zich de dubbele houten toegangsdeur. Boven de deur is een reliëf ingemetseld. Licht wordt toegelaten door twee rondboogvensters in de zijgevels van het portaal. Naast het portaal staan aan weerszijden twee gekoppelde rondboogvensters. De hoeken zijn geaccentueerd door een overhoekse ongelede steunbeer tot halverwege de daklijst. De zijgevels zijn doorbroken door zes rondboogvensters met een betonnen afzaat. Aan de oostzijde staat tegen de topgevel een rechte koorafsluiting met boven aan een rondboog met rollagen als afsluiting. Op de muur is een kruis ingemetseld. Terzijde van het koor staat aan de zuidzijde een ongelede toren onder een zadeldak. Op de plaats waar de toren is doorbroken, is een klokkenstoel gemonteerd. De toren fungeert tevens als schoorsteen. Tegen het koor staat aan de zuidzijde en sacristie onder een zadeldak.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht op de zangtribune
Het portaal geeft toegang tot de kerk, die onder de zangtribune wordt betreden. Ter weerszijden van het portaal zijn devotiekapellen ingericht. De zangtribune heeft een convex-concave balustrade. Boven de zangtribune treedt licht binnen door een met een betonnen vierpas getraceerd roosvenster. De vloer in de kerk is bekleed met grèstegels. Hierop staan eikenhouten banken in twee blokken, doorsneden door een middenpad. Licht treedt binnen door rondboogvensters in de zijwanden. De muren zijn in wild verband opgemetseld en zijn platvol gevoegd. Onder de vensters is de muur in siermetselwerk uitgevoerd. De ruimte is onderverdeeld in vijf traveeën, die onderling zijn gescheiden door Zweedse spanten, die op een bepleisterde voet rusten. De spanten zijn omgeven door stucwerk, zodat het gestuukte tongewelf van de kerk wordt onderbroken door steekgewelven ter hoogte van de ramen. Boven de ramen is een uitgemetselde rondboog aangebracht, die rust op een natuurstenen kraagsteen. Het priesterkoor is van de rest van de kerk afgescheiden door een gemetselde trap. De vloer van het koor is bekleed met plavuizen. In de oostwand fungeert een rondboognis als koorafsluiting. Centraal staat een houten vieringaltaar, die bestaat uit een mensa op twee stipes.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
In 1952 plaatste Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) in deze kerk een eenmanuaals orgel
Manuaal Pedaal
Prestant
Bourdon
Octaaf
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)
Christus staat naar rechts gewend en wijst met zijn gestigmatiseerde handen op het Heilig Hart. Geknielde vrouw in habijt met rozenkrans, naar links gewend, in gebedshouding. Twee ramen aan de zuidzijde van de westmuur. Afgebeeld is H. Margaretha Maria Alacoque, die in de 17de eeuw de devotie voor het H. Hart nieuw leven inblies. De bouwrector was lid van de congregatie van de priesters van het Heilig Hart.
Twee ramen met links de Doop van Christus en rechts de verrijzenis van Christus. Aan de noordzijde van de westmuur.
In een klaverblad tracering zijn de symbolen van de evangelisten afgebeeld. Zij houden elk een banderol vast, waarop de naam staat van de evangelist. De zwikken zijn met golfpatronen ingevuld. In het roosvenster.
Gezien de overeenkomsten in stijl van het glas en de overige overeenkomsten met de kerk in Haler lijkt het voor de hand te liggen, dat dit glas eveneens van de hand van Weiss is. Bovendien wordt in bovengenoemde ‘Credo’ gewag gemaakt van ook dit glas-in-lood.
Zes ramen van noordwest naar noordoost: Een tiara op een boek en een staf. (nieuwe wet); Wetstafelen van de tien geboden. (oude wet); Brandende wereldbol met daarboven een wolk, waaruit lichtstralen komen. (Apocalyps); Ommuurde stad met stralenkrans. (het nieuwe Jerusalem); Twee vijfpuntige sterren, waaruit lichtstralen komen. (?); In een cirkelmotief staat een zegende hand, een kruis en een duif. (H. Drie-eenheid).
Van zuidoost naar zuidwest: Twee herten drinken uit een fontein. (doop); En duif in een aureool, waaruit lichtstralen en vlammen komen. (vormsel); Twee gekruiste sleutels. (biecht); In een medaillon zijn twee handen te zien, waarvan de linker een ring over de rechterhand wil schuiven. (huwelijk); Op een boek staat een kelk, omringd door een lauwerkrans. (priesterschap); Voor een vijftal kruiken zijn twee handen zichtbaar, waarvan de rechterhand een ring wil schuiven over de linker. (huwelijk). In ‘Credo van 30 mei 1952 werd als verklaring van het glas-in-lood de vraag van de kathechismus genoemd: ‘Wat moeten we doen om om God te dienen zoals Christus ons dat geleerd heeft? Antwoord: Alles geloven wat God ons heeft geopenbaard; alles onderhouden wat God ons bevolen heeft; de genademiddelen gebruiken, die God ons geven heeft.’
Op een vierkant basement staat met geprofileerde stam, die een convex-concave cuppa draagt. Langs de bovenzijde staat op een fries: + SIT FONS VIVUS AQUA REGENERANS UNDA PURIFICANS. De vont is gedekt met een kegelvormig koperen deksel, bekroond met een kruis. In de noordelijke hoek van het priesterkoor. Onder het basement zijn vier zwenkwielen gemonteerd, zodat het geheel verplaatsbaar is.
Eerste steen, 1951. Tekst: ME POSUIT / +PATER VAN DON + / 9 SEPTMEBER 1951. Naast de ingang, zuidzijde.
Steen, 1950 (?) Tekst: SANCTISSIME PAPAE PII XII / PATERNAE BENEVOLENTIAE / GRATAM IN MEMORIAM / DECEMBER 1950. Naast de ingang, noordzijde. De steen is geplaatst om te gedenken, dat een bedelbrief uit 1950 van pater Van Don aan paus Pius XII een schenking van het enorme bedrag van 10.000 gulden opleverde.
In de deur staat een gegraveerde afbeelding van een Lam Gods op het boek met de zeven zegels. In de zwikken staan druiven. Bovenaan is een fries afgebeeld met korenaren. Onderaan loopt een band met de tekst: ECCE.AGNUS.DEI.