Gemma
Ga naar site van het gebouw c.q. de parochieParochie/kerkgemeente: | H. Gemma |
Dekenaat/kerkverband: | Sittard |
Soort gebouw: | Parochiekerk |
Plaats: | Sanderbout |
Gemeente: | Sittard-Geleen |
Adres: | Bremstraat 7 |
Postcode: | 6134 TZ |
Kadastrale gegevens: | Sittard D 6857 |
Bouwpastoor/bouwpredikant: | H.Ch.M. Smeets |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | Multicultureel centrum sinds oktober 2016 |
Westzijde. Foto: augustus 2008
Ruimtelijke context
De Gemmakerk staat centraal in de wijk Sanderbout, die door spoorlijnen van de rest van Sittard is afgescheiden. Het oostwerk met de torens fungeert als landmark.
Type
De georiënteerde halve pseudokruisbasiliek heeft een pregnant groot oostwerk met twee dakruiters, dat deels de kinderkapel bevatte en deels het priesterkoor. Het schip is voor de helft op hoogte gebracht en staat onder een lezenaarsdak, de andere helft bestaat uit laagbouw en heeft een plat dak. De muren zijn opgetrokken in baksteen en zijn doorbroken met rondboogvensters. De axiale opstelling van de banken is doorsneden door een middenpad.
Bouwgeschiedenis
Noodkerk
In 1950 ontving H.Ch.M. Smeets de opdracht om als bouwpastoor een kerk te bouwen in de nieuw op te richten parochie Sanderbout-Kleindorp. In deze nieuwbouwwijk werd reeds driftig gebouwd. Reeds in hetzelfde jaar werd een noodkerk aan de Veestraat in gebruik genomen. De houten keet, afkomstig van de Staatsmijn Maurits, werd voorzien van een stenen voor- en achtergevel, zodat het gebouw meer stevigheid verkreeg. Na de ingebruikname van de huidige kerk werd de noodkerk door de zusters Augustinessen van Sint Monica overgenomen. Deze congregatie bouwde er een klooster bij en stichtte er een Meisjesstad, naar voorbeeld van Utrecht. De bouwpastoor kreeg de opdracht zo snel mogelijk te gaan bouwen, het liefst reeds in 1951. Het bouwvolume van 1950 was reeds besteed, maar de noodkerk was direct te klein. De bouwactiviteit in de stad, dus ook hier, was enorm. In Sittard bestond in 1952 de helft van de gehele woningvoorraad uit nieuwbouw.
Huidige kerk
In 1950 werd aan A. Boosten gevraagd een kerk te ontwerpen. Samen met H. Palmen ontwierp hij een halve kruisbasiliek. Het ontwerp kreeg veel kritiek. Het was de bedoeling van Boosten, dat er twee te onderscheiden delen in de kerk zouden komen: een deel van rust, in de vorm van het priesterkoor en het schip met de banken; en een deel van beweging, te weten in de zijbeuk annex processiegang, waar ook de biechtstoelen en de zij-altaren stonden. Toen Boosten in 1951 overleed, was er geen probleem in de opvolging, omdat hij in het jaar ervoor al had aangegeven, dat Palmen zich met de uitvoering zou bezighouden. Inmiddels waren de plannen, nog door Boosten gemaakt, enigszins gewijzigd en werd de daklijn aangepast. Bovendien dienden de ramen in de zijbeuk hoger te komen, omdat deze geen inkijk van buitenaf mochten opleveren. De kerk werd in 1951 aanbesteed. Gebr. Van Heeswijk uit Best was de bouw gegund. De eerste steen werd door deken H. Haenraets gelegd op 23 maart 1952. Op 25 december 1952 kon de kerk in gebruik worden genomen. Mgr. Lemmens consecreerde op 18 mei 1954 de Gemmakerk. De vormgeving van de kerk was zeker apart te noemen, maar niet iedereen was te spreken over de onrustige vlakverdeling van de ramen en de scheve inrichting, als gevolg van de keuze, het een halve kruisbasiliek te laten zijn. Ook de BBC had, zoals vaker bij de kerken van Boosten, vragen geuit over de wenselijkheid van een zangtribune naast het priesterkoor, in dit geval in de transeptarm boven de kinderkapel. De kritiek van de gebruikers was groot, maar de waardering vanuit architectenkringen was daarentegen eveneens groot.
Veranderingen
In 1968 werden de eerste plannen tot verkleining van de kerk gemaakt. Het lag in de bedoeling, in het schip een centraal ingerichte kerk te creëren met stoelen en het oostwerk zo in te richten, dat buurt- en jeugdwerk hier een plaats konden vinden. Door geldgebrek gedwongen volstond men in 1970 met het afscheiden van het schip door een houten scherm op te bouwen in de triomfboog. Tevens werden de galmgaten in de oostmuur van het schip dichtgemetseld. Het schip werd niet gewijzigd. Wel werden de communiebanken, die tegen de triomfboog stonden, verwijderd en werd het houten vieringaltaar verplaatst. Hiertoe werden de voorste banken verwijderd en werd een houten podium opgesteld. In het oostwerk kreeg La Capelle, een organisatie voor jeugdwerk, een plaats. Hierbij werden in eerste instantie geen wijzigingen aangebracht, behalve het afscheiden van de kinderkapel van de rest van het oostwerk en het verwijderen der banken. Het oude hoogaltaar bleef staan. Na 1986 kwam de kapel weer vrij na het vertrek van het jeugdwerk naar een andere locatie. Vervolgens werd de kapel ingericht tot dagkapel.
In oktober 2016 kwam de verbouwing van de kerk tot multicultureel centrum gereed.
Exterieur
Zuidwestzijde. Foto: augustus 2008
De kerk bestaat uit een schip onder een overstekend lezenaarsdak, waar aan de west- en noordzijde een laagbouwgedeelte onder een plat dak is aangebouwd. Het oosten wordt gedomineerd door een groot rechthoekig gedeelte onder een zadeldak. Hierop staan twee gesloten dakruiters, gedekt met leien. Tegen de noordzijde van het oostwerk staat een transept onder een zadeldak. De daken zijn bekleed met zwarte nogmaals verbeterde hollandse pannen. De muren zijn opgetrokken in Vlaams verband. De westzijde wordt gedomineerd door de laagbouw, waarin een toegangsdeur onder een rondboogportaal de muur doorbreekt. De narthex is afgesloten met een ijzeren hekwerk, waarin een kruis met een bloem en een kruis met drie nagels zijn afgebeeld. Links van de nathex wordt licht toegelaten door een rondboogvenster. De deuren worden bereikt door een trap. Iets achter en boven de laagbouw staat het schip, dat een halve topgevel heeft, met vlechtingen en betonnen aanzetstukken. Centraal is een roosvenster uitgemetseld met een betonnen tracering. De noordzijde bestaat uit het schip, dat geheel gesloten is. Aan deze zijde bevindt zich de lage zijde van het lezenaarsdak met een bakgoot. De zijbeuk ligt onder een plat dak. De gevel hiervan is geopend door rondboogvensters, ter hoogte van de doopkapel met en roosvenster. Het oostwerk is aan de westzijde geopend door langs de bovenzijde, galmgaten, rond en rechthoekig. Hieronder zijn ter hoogte van de zangtribune twee rondboogvensters boven elkaar uitgesneden. Ten noorden van het oostwerk staat een transeptarm onder een zadeldak. Licht treedt binnen door een roosvenster aan de noordzijde en door een rondboogvenster aan de westzijde. Tevens aan de westzijde is een helling uitgegraven, die leidt naar een garagedeur onder in de transeptarm. Het portaal van de zij-ingang staat in de oksel uitgebouwd van zijbeuk met transeptarm. Het oostwerk is slechts geopend door een galmgat met galmborden. Aan de oostzijde is het oostwerk goeddeels gesloten. De bolwelvende absismuur is iets ingetrokken in het oostwerk ingemetseld, zodat aan weerszijden geknikte muren voor de verbinding zorgen. In deze verbindende delen zijn galmgaten uitgespaard. Onderaan is aan de zuidzijde een deur met een balkon geplaatst. Aan noordzijde van de absismuur is een rechthoekig gebouw met een plat dak tegen de kerk geplaatst. Hierboven wordt de zangtribune door een rondboogvenster verlicht en staat een rondbooggalmgat met galmborden. Tegen de zuidzijde van het oostwerk staat de sacristie onder een zadeldak. Voor de ramen onder een segmentboog zijn luiken geplaatst. De zuidgevel van de kerk bestaat uit het oostwerk, dat hier geopend is met een galmgat en een roosvenster, en de zijgevel van het schip, dat geopend is door rondboogvensters. Ter zijden hiervan wordt licht toegelaten door drie boven elkaar geplaatste kruisvormige vensters. Aan de westzijde is een deur geplaatst voor de zij-ingang. Tevens bevindt zich een zij-ingang is de oksel van schip en sacristie.
Interieur
Zicht op het priesterkoor
Zicht naar achteren
De kerk wordt betreden door een tochtportaal van de zij-ingang, naast de hoofdingang. Centraal ligt de narthex, die toegang geeft tot de hoofdingang en de voormalige doopkapel. De doopkapel heeft een verlaagde vloer, die met een eenvoudig hek van de rest is afgescheiden. Licht treedt binnen door rondboogvensters. De toegang tot de achter in de kerk is afgesloten door een meubelplaten tochtdeur en een hekwerk, waarin een duif en waterstromen staan afgebeeld. Aan de andere zijde bevindt zich eveneens een zij-ingang. Tussen de hoofdingang en de zij-ingang is een kleine devotiekapel ingericht met een beeld van de H. Gemma op een altaartje. Licht treedt hier binnen door een rondboogvenster aan de narthexzijde. Het schip heeft een open dakstoel, waarbij de spanten zijn betimmerd met meubelplaten, waarin telkens drie galmgaten zijn uitgespaard. Deze zijn ook uitgespaard in de triomfboog, maar inmiddels dichtgemetseld. De muren zijn in vlaams verband opgemetseld en de vloeren zijn bedekt met leistenen tegels. Licht treedt binnen door een roosvenster in de westgevel en door rondboogvensters aan de zuidzijde. Deze laatste worden geflankeerd door kruisvormige ramen met een betonnen lijst boven elkaar. De triomfboog is afgesloten door een wand van parapine-schroten. Hiervoor is een verhoging gebouwd van hout, dat is bedekt met vloerbedekking. Hier is een houten vieringaltaar geplaatst. Tegen de wand staat een sokkel met een tabernakel. In de afsluitingswand is een deur gemaakt, die uitkomt op het oude priesterkoor. Aan de zuidzijde van de triomfboog was van oudsher een rondboog, die vanaf de trap van het oude koor toegang gaf tot het schip. Nu is deze afgesloten met een houten deur. De zijbeuk is van het schip gescheiden door zuilen met een schijfvormig kapiteel. De beuk heeft op de vloeren leibreuksteen liggen en heeft een recht plafond. De beuk is in drie delen opgedeeld met muren. In het westelijke deel staat een biechtstoel en zijn de uitgangen naar een zij-ingang en naar de doopkapel bereikbaar. In de andere twee delen is telkens een gemetseld zij-altaar geplaatst met een reliëf. Tevens zijn de kruiswegstaties in de muren ingemetseld. Licht treedt binnen door laag geplaatste rondboogvensters. Aan de oostzijde bevindt zich de toegang tot de voormalige kinderkapel en de zij-ingang. Het koor is nog intact, maar wordt gebruikt als opslagplaats. Op de vloer van Solnhofersteen in keperverband staat een supedaneum met een marmeren altaar. De met parapine afgesloten triomfboog staat tegenover de holwelvende absismuur, die aan weerszijden is afgesloten door een verbindingsmuur met de rechte sluitmuur. Hierin is de deuren naar het buitenbalkon geplaatst. Aan de zuidzijde bevindt zich via een met bogen afgescheiden ruimte de toegang naar de sacristie en bergruimtes, alsmede een zij-ingang. Het cassetteplafond is van beton. Licht treedt binnen door een roosvenster in de zuidmuur. Ten noorden van het koor staat de zangtribune op een aan de oostzijde afgebroken rondboog, die is afgesloten met hout. Oudtijds gaf de boog toegang tot de kinderkapel. De zangtribune wordt verlicht door een tweetal rondboogvensters in de westmuur en een rondboogvenster in de oostmuur. In de noordoosthoek is de wenteltrap naar de luizolder afgeschermd door een gemetselde muur. De dagkapel is gevestigd in de voormalige kinderkapel en is bereikbaar door een deur vanaf het koor en door de zij-ingang aan de noordzijde. Aan westzijde is de vloer verlaagd en van de kapel afgescheiden door rondbogen. Via een trap wordt de vloer van de kapel bereikt. De kapel bestaat uit twee delen. Het zuidelijk deel heeft een recht plafond. Tegen de met hout afgesloten rondboog is een met linoleum bekleed supedaneum geplaatst met een houten vieringaltaar. Deuren doorbreken de oostwand. Het noordelijk deel heeft een koofgewelf op een open dakstoel. Licht treedt binnen door een roosvenster in de noordgevel. De muren zijn in staand verband opgemetseld. De vloer is bekleed met tegels in halfsteenverband. Stoelen vullen de ruimte in een axiale opstelling.
(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003).
Orgel
Hier stond nooit een pijporgel. Op het balkon links boven van het Altaar stond in mijn jeugd een groot Amerikaans? instrument vol met lampen/buizen. Dus nog voor het transistor tijdperk. Als het aanstond werd het behoorlijk warm….. Later stond er bij het altaar een klein elektronisch instrument, gemaakt voor populaire muziek. Bron: Jo Canten, Sittard
Glas-in-lood: zie ook: Beschrijving en Afbeeldingen
Op drie gecannuleerde stipes ligt een mensa, waarvan aan de onderzijde de hoeken zijn afgesneden. Op het priesterkoor in het schip.
Op een octogonale voet staat een octogonale stam met cuppa, die van elkaar zijn gescheiden door een cannelure. In de vont is een heilig putje, dat is dichtgesoldeerd. De vont is afgedekt met een koperen licht welvend deksel met een Christusmonogram. In de dagkapel. Stond oudtijds in de doopkapel.
Tabernakel, koper, XXc. Groen gepatineerd koperen kluis met en ingesnoerd tentdak, bekroond door een kroon. Op de deuren staan korenhalmen en de tekst: EGO SUM PANIS VITAE. Tegen de koorafsluiting in de kerk.
Tabernakel, koper, XXB. Houten kast met een koperen tentdak met een kroon. Op de deuren zijn koperen platen bevestigd met het Christusmonogram. Op een houten sokkel in de dagkapel.