Martinus (basiliek)
Ga naar de site van de patroonheiligeGa naar site van het gebouw c.q. de parochie
Parochie/kerkgemeente: | Stadsparochie H. Martinus |
Dekenaat/kerkverband: | Venlo |
Soort gebouw: | Parochiekerk, basiliek |
Plaats: | Venlo |
Gemeente: | Venlo |
Adres: | Grote kerkstraat 40 |
Postcode: | 5911 CH |
Coördinaten: | x: 209642, y: 376012 |
Rijksmonumentennummer: | 37159 Code: 5911CH-00040-01 |
Kadastrale gegevens: | Venlo I 6659 |
Architect(en): | |
Kunstenaar(s): | |
Huidig gebruik: | R.K. Kerk |
Foto: december 2006
Redengevende omschrijving Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Sint Martinuskerk. Drieschepige gotische HALLENKERK, circa 1400-XVa; westtoren 1950. Noordbeuk smaller. Op de noordwesthoek van de langer zuidbeuk staat de zware zuidoostelijke hoekpijler van een vermoedelijk nimmer voltooide westtoren, die in 1511 bij een beleg zwaar beschoten werd, in 1532 door een aardbeving geteisterd en in 1766-'67 bijna geheel werd gesloopt. In 1879 e.v. door P.J.H. Cupers gerestaureerd is de kerk, na ernstige oorlogsschade in 1944/'45 opnieuw gerestaureerd in 1950. Tot de inventaris behoren o.a.: laatgotisch koorgestoelte, XVd, renaissance rugschotten, XVII, eertijds deel van dit koorgestoelte; koperen doopvont, 1619-'21 met op de deksel een beeldgroep, de doop in de Jordaan voorstellend; de deksel hangt aan een draaibare hefarm met rankenversiering, 1621; barokke preekstoel, XVIII; kalkstenen pieta, XV B; voorts een aantal schilderijen van Jan van Cleef, XVIId; twee marmeren wijwaterbakken op balustervoet resp. 1658-1694, eiken doopkapelafsluiting (midden) XVII, houten beelden: kruisbeeld (plm 1500); Calvarie (XVIa) Jezus (XV?); Maria en Johannes (XVIA); Pieta (XVa), half Marianum (XVIa); hals Marianum (XVIB); grote groep: Christus aan het kruis tussen de moordenaars 1614, door G(regorius) S(chyssler); H. Martinus (XVIa); H. Rochus (XVI) en stenen beeld: Pieta (XVd?), en een rouwkas v. Maria Anna M. Wittenhorst- v. Mattecloidt, overleden 1759, ; 3 grafkruisen. In het noordelijk nevenkoor een glasraam (Straten van Boom, 1930) ter herdenking van de kerkwijding in 1430, vijf glasramen met parallelle voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe Testament (Straten van Boom, 1924) en een herdenkingsraam naar aanleiding van het Eucharistisch Congres te Amsterdam (Straten van Boom, 1925). In de drie koorsluitingen negen ramen met voorstelling uit het leven en legenden van St. Martinus (Charles Eyck, 1925). In het zuidelijk nevenkoor twee glasramen over Onze Lieve Vrouw van Genooi (Charles Eyck, 1925). In het zuider transept vijf glasramen waarvan vier met scenes uit het leven van Christus en een met een viertal heiligen (F. Nicolas, 1874). In de zuidelijke zijbeuk zeven glasramen met parallelle voorstellingen van de zeven vreugden en de zeven smarten van Maria (Straten van Boom, 1943). De glasramen dragen in ouderdom, religieuze thematiek en in relatie tot de functie van de kerk in belangrijke mate bij aan de monumentale waarde van de St. Martinus; daarnaast kan gewezen worden op de artistieke en historische betekenis van de glasramen en varierende, kleurrijke effecten op het kerkinterieur. In de kerk voorts enkele recentere glasramen die niet onder de bescherming vallen: rechts van de westtoren (Daan Wildschut, 1960) en links (Charles Eyck, 1950), glasramen in noordbeuk kerkschip (Straten van Boom, 1948; Daan Wildschut, 1960 en 1980). (Datum inschrijving: 20-04-1971)
Ruimtelijke context
De Martinuskerk ligt in het hart van Venlo en is omgeven door stadsbebouwing en gebouwen met een religieuze oorsprong als pastorieën, kapelanieën en Godshuizen.
Type
Laat-gotische, driebeukige hallenkerk.
Bouwgeschiedenis
Rond 760, na de kerstening door St. Plechelmus en anderen, zou er al een eerste kerk, gewijd aan de H. Geest in Venlo hebben gestaan, overigens na Tegelen, waar al in 720 een kerkje stond. Of dit kerkje de voorganger was van de St. Martinus is niet te achterhalen. Bodemkundig onderzoek heeft uitgewezen dat dat de oorsprong van de huidige kerk een zaalkerkje uit de 9e eeuw was, 5 bij 10 meter. Rond het jaar 1000 werd deze vervangen door een kruiskerk in Romaanse stijl, die in de 13e eeuw werd uitgebreid met zijbeuken, waardoor een Romaanse basikale hallenkerk ontstond. In het stadsarchief van Venlo bevindt zich een document uit 1304, waarbij vijf bisschoppen ten tijde van paus Benedictus XI een aflaat berlenen aan hen die de kerk bezoeken en haar financieel steunen. In 1430 wordt het priesterkoor van de nieuwe Gotische kerk door de wijbisschop van Luik geconsacreerd. Werkzaamheden aan de kerk blijven doorgaan tot ca. 1500. Er worden twee oostkoren toegevoegd, beide zijbeuken, een zuidtransept met kapel. de huidige doopkapel, kortom de huidige hallenkerk is nagenoeg gereed. Omdat Venlo laag gelegen is aan de Maas was er allang behoefte aan een hoge toren om de omgeving beter te kunnen zien. In 1480 werd een toren van 22,5 meter bij de kerk gebouwd, iets voor de plek van de huidige toren. Deze toren staat op vier pilaren, is voorzien van een wachthuisje voor militaire doeleinden en is eigendom van de stad Venlo. In 1611 werd de zuiderbeuk met twee traveeën verlengd, waarbij de zuidoostelijke pijler van de toren in de kerk werd opgenomen. Toen de bouwvallige toren in 1774 werd gesloopt bleef die pijler gespaard. Reeds in 1511 na een beleg en in 1532 na een aardbeving was de toren zwaar beschadigd. Toen vallend gesteente in 1774 een zoontje van een raadsheer van het Hof van Gelre doodde, werd de toren gesloopt. Op bevel van den Haag werd de nieuwe toren 49 meter hoog, inclusief de uivormige koepel. Deze was in 1776 gereed. In 1879 wordt deze toren door P. Cuypers gerestaureerd en verhoogd met een verdieping met galmgaten. Er wordt een ranke spits toegevoegd met vier hoektorentjes. Aan de voet van deze toren komt een rijk neogotisch toegangsportaal. In 1944 gaat de torenspits bij een bombardement in vlammen op, evenals het dak van de kerk. Een herfststorm doet later de hele toren instorten. In 1946 begint men aan het herstel van de kerk onder J. Kayser. In 1951 wordt gestart met de bouw van de nieuwe toren, die in 1953 gereed komt. Deze toren herinnert enerzijds aan de vestingtoren uit het eerste begin van de kerk, anderzijds is de uivormige koepel een verwijzing naar de toren voor de restauratie door Cuypers. In 1959 worden 44 klokken gegoten door de fa. Petit en Fritsen uit Aarle-Rixtel en in de toren geplaatst, bij de reeds aanwezige vier klokken. In 1999 werd het carillon nogmaals met vijf klokken uitgebreid. Met haar 55 klokken is het nu een van de grootste carillons van Europa.
De heer Hugo Kolstee stuurde onderstaande aanvulling/correctie:
De oudste delen van de huidige kerk dateren uit de vijftiende eeuw, maar op deze plek stond vóór het jaar 1000 al een zaalkerkje, dat later vervangen werd door een romaanse kerk. In 1410 werd begonnen met de bouw van de gotische kruiskerk. In 1430 werd de kerk door de wijbisschop van Luik geconsacreerd. De huidige driebeukige hallenkerk kwam tot stand tussen 1430 en 1610. Evenals de St Christoffel Kathedraal in Roermond kreeg de kerk een hallenkoor. Er werden zijbeuken en een zuidtransept met kapel toegevoegd. De noordbeuk heeft haar oorspronkelijke smallere afmeting behouden.
In 1480 werd pal vóór de kerk begonnen met de bouw van een 90 meter hoge toren die rustte op vier imposante pijlers, de straat liep er onderdoor. Op de toren, die eigendom was van de stad, stond een militair wachthuisje om de omgeving te kunnen zien. Door een aardbeving in 1532 is een hoek van de toren ingestort. In 1610 werd de zuiderbeuk van de kerk met twee traveeën verlengd zodat de zware zuidoostelijke hoekpijler van de Stadstoren in de kerk werd opgenomen. De bouwvallige Stadstoren is in 1767 gesloopt, maar de in de kerk opgenomen pijler is tot op heden behouden. De achterliggende kerktoren werd verhoogd van 27 tot 49 meter en kreeg een tentdak, lantaarn en uivormig koepeltje.
In 1879 is de kerk door Pierre Cuypers gerestaureerd en uitgebreid met een rijk neogotisch ingangsportaal. De toren werd met één geleding verhoogd en kreeg een ranke spits met vier hoektorentjes. Deze spits ging in november 1944 verloren bij een bombardement van de geallieerden. Doel was de strategisch gelegen Maasbrug, maar de stad werd ook zwaar getroffen. In 1945 stortte de rest van de toren in, gewelven en ingangspartij werden daarbij zwaar beschadigd.
Na 1945 werd de kerk in volle glorie gerestaureerd waarbij het schip met een travee werd verlengd. In 1953 kwam de nieuwe robuuste kerktoren in de stijl van de Delftse School gereed, ontworpen door stadsarchitect Jules Kayser (1879 – 1963). Hij was de zoon van Joh. Kayser die de basiliek in Sittard had gebouwd. De nieuwe sobere 60 meter hoge toren herinnert zowel aan de verdwenen Stadstoren als, door de koperen spits met ui, aan zijn 18de eeuwse voorganger. Aan de westzijde van de basiliek vinden we twee ingangen naast elkaar. Boven de hoofdingang in de toren is een groot hardstenen reliëf van St Martinus te paard van Charles Vos (1888-1954) aangebracht.
De kerk was eeuwenlang de enige parochiekerk van Venlo. Van 1261 tot 1829 werd de Martinuskerk met korte onderbreking bediend door ‘witte pastoors’ van de orde van de norbertijnen of premonstratenzers, benoemd door de Abdij van Averbode (B).
Aan de St Martinuskerk is een oude traditie van broederschappen verbonden. De 720 jaar oude Broederschap van het Allerheiligst Sacrament des Altaars is in 1298 kerkelijk goedgekeurd. De kerk is nog in het bezit van de bul. Hoewel de St Martinuskerk geen kapittel van kanunniken heeft gehad, was er wel een broederschap om de getijden te zingen. De Broederschap van O.L.V. ingen Dael, oftewel het nu 425 jaar oude Akkermansgilde, vormt de Venlose schutterij. In de 18de eeuw kreeg dit gilde de taak om de reuzen van de stad in bewaring te nemen. De reuzenpoppen Valuas en Guntrud, de oudste reuzen van Nederland, lopen mee tijdens diverse festiviteiten zoals carnaval.
Klokken en carillon
Het Venloos carillon is een geschenk van de burgerij die na de ellende van de oorlog vond dat de nieuwe St Martinustoren moest kunnen zingen. In 1959 werden door Petit & Fritsen 44 klokken geplaatst bij de vier luidklokken die meespelen in het instrument. De zwaarste weegt 2381 kg. In 1999 werd de beiaard uitgebreid met vijf klokken. Het carillon heeft met 53 klokken een omvang van bijna vier en een half octaaf en behoort tot de grotere carillons van Europa. De klim naar het carillon telt 207 treden, 45 meter. Het uitzicht vanaf de toren is fenomenaal!
Basiliek
Paus Franciscus verleende in 2019 aan de kerk de titel basiliek vanwege haar ruim duizend jaar oude geschiedenis en de bedevaarttraditie van O.L.V. van Genooi die aan de parochie verbonden is. Ook speelde mee dat tijdens de Synode van Venlo in de zeventiende eeuw Kevelaer als Maria-bedevaartoord werd erkend. De kerk is de eerste basiliek in Noord-Limburg en de zevende in het bisdom Roermond.
De gedeelde blauwe mantel op het wapenschild is van St Martinus, patroon van de basiliek en de stad Venlo. Linksboven zien we een gebroken hostie die verwijst naar de aflaatbriefbrief uit 1298 aan de kerk over de verering van het H. Sacrament. De lelie is symbool van de Mariaverering in Genooi en Kevelaer. Het anker komt uit het stadswapen van Venlo. De wapenspreuk is Deduc Nos Domine In Via Tua, ‘Leid ons Heer op Uw weg’.
(Hugo Kolstee: Alle Kathedralen en Basilieken van Nederland, Berne Media Gids)
Exterieur
Achterzijde vanuit de rozentuin. Duidelijk zijn de drie koren te zien. Foto: december 2006
De driebeukige, laat-gotische hallenkerk is opgetrokken in baksteen. De noorderbeuk is smaller dan de andere beuken. De zuiderbeuk is langer dan de beide andere, zodat aan de westzijde twee ingangen min of meer naast elkaar bestaan: een in de na de oorlog vernieuwde toren en een in de verlengde zuiderbeuk. Boven de ingang in de toren is een reliëf van Charles Vos aangebracht in hardsteen, voorstellende de H. Martinus die zijn mantel deelt met een bedelaar. De drie koren aan de oostant zijn driezijdig en van met leien gedekt tentdak voorzien. De transepten hebben een met leien gedekt zadeldak. De beuken hebben een met leien gedekt zadeldak. Aan de noordzijde van de kerk bevindt zich een poort in Lodewijk XV-stijl uit 1777. Ook staat er een kalkstenen grafzuil uit ca. 1500.
Interieur
Zicht op het priesterkoor. Foto: december 2006
Zicht op de zangtribune. Foto: december 2006
De kruisribgewelven van schip en koor worden gedragen door slanke vierkante pijlers met colonetten. Sacristie, zuidtransept en doopkapel hebben netgewelven. In deze kapel zien we achter een fraai 17de eeuws eikenhouten hekwerk, een door Herman de Potgieter in 1621 vervaardigde monumentale doopvont. Op het deksel staat een vergulde beeldgroep van Jezus’ doop in de Jordaan. De kerk is rijk aan kunstwerken zoals een barokke preekstoel uit 1707, laatgotische koorbanken en schilderijen van de Venlose schilder Jan van Cleef (1646-1716). Verder bevinden zich in de kerk diverse beelden uit de vijftiende en zestiende eeuw en in het zuiderkoor een kalkstenen Pietà uit de zestiende eeuw in een bronzen retabel van edelsmid Brom.
In het glazen celebratiealtaar vóór het hoogaltaar bevindt zich een reliekschrijn met een stukje van de mantel van St Martinus. Het hoogaltaar, een neogotisch vleugelaltaar, is omstreeks 1900 ontworpen en gemaakt door de Venlose kapelaan Jos Windhausen (1865-1936) bijgestaan door atelier Langenberg in Goch (D). Er zijn drie expositiestanden van het schitterende retabel van bijna zeven meter breed. In geopende stand zien we vier polychrome Mariaschilderingen òf het ‘gouden retabel’ met veertien gepolychromeerde en rijk vergulde beeldgroepen met 140 figuren die betrekking hebben op het Passieverhaal. Dichtgeklapt zien we vier heiligen in grisaille.
De glas-in-loodramen, waarvan er diverse de oorlog hebben overleefd zoals die van Cornelius van Straaten en van de Roermondse glazenier Frans Nicolas, hebben grote artistieke en historische betekenis voor de monumentale basiliek. Bovendien geven ze prachtig variërende en kleurrijke effecten op het kerkinterieur. Tot de naoorlogse aanwinsten behoren ramen van Daan Wildschut en Charles Eyck. Van de laatste zijn de negen glas-in-loodramen in de drie koren met legenden van St Martinus.
In het hoogkoor ligt een bisschop van Roermond begraven, de geliefde dertiende en voorlaatste bisschop van het eerste bisdom Roermond. Het is rijksgraaf Philippus Damianus van en tot Hoensbroeck (1724-1793). Hij was, stammende uit een hoogadellijk geslacht, in tegenstelling tot velen van zijn voorgangers, niet vies van ceremonies, pracht en praal. In 1792 werd hij uit de bisschopsstad verdreven door revolutionaire Franse troepen. Nauwelijks waren de Fransen verdwenen of de bisschop keerde terug naar Roermond. Niet lang daarna op 17 april 1793 overleed hij onverwacht, 70 jaren oud.
Omdat in Roermond niet meer in de kerk begraven mocht worden besloot men de bisschop in Venlo, dat onder Staats bestuur was, te begraven. Toen de kerk in 1820 een barokke inrichting kreeg werd een vloer gelegd over het graf van de bisschop, maar in 2019 is zijn graf weer in oude eer en glorie zichtbaar gemaakt. Van zijn wapenspreuk Deduc Me Domine In Via Tua, ‘Leid mij Heer op Uw weg’, is het devies bij het wapen van de basiliek afgeleid. (Hugo Kolstee: Alle Kathedralen en Basilieken van Nederland, Berne Media Gids)
Orgel
Deze kerk beschikte reeds vroeg over een orgel; begin 15e eeuw is n.l. sprake van een vergoeding aan de schoolmeester voor het bespelen van het orgel. In 1516 bouwde Mr.Hans van Ruremunde een nieuw orgel, dat in 1659 vervangen werd door een nieuw instrument van Séverin (Luik, B); in 1804 werd dit hersteld door Graindorge (Luik, B) en in 1828 door van Dinter (Tegelen). In 1890 plaatsten Pereboom & Leijser (Maastricht) een nieuw orgel, dat in 1920 verkocht werd aan de St.Hippolytuskerk te Delft Seiffert (Kevelaar, D) bouwde voor de kerk te Venlo een nieuw driemanuaals orgel, dat in 1944 ver-loren ging. Sedert 1952 beschikt de kerk over een door Verschueren Orgelbouw (Heythuyzen) gebouwd driemanuaals orgel.
Bron: G.M.I.Quaedvlieg – Orgeldocumentatie Limburg (Stadsbibliotheek Maastricht)
HoofHoofdwerk C – g”’
- Bourdon 16’
- Prestant 8’
- Salicionaal 8’
- Roerfluit 8’
- Octaaf 4’
- Gemshoorn 4’
- Kwint 2 2/3’
- Superoctaaf 2’
- Mixtuur IV – VI
- Scherp IV – VI
- Cornet III – V
- Trompet 8’
- Klaroen 4’
Rugpositief C – g”’
- Bourdon 8’
- Kwintadeen 8’
- Prestant 4’
- Roerfluit 4’
- Doublette 2’
- Sifflet 1’
- Sesquialter II
- Cimbel III
- Kromhoorn 8’
- Regaal 4’
Zwelwerk C – g”’
- Kwintadeen 16’
- Prestant 8’
- Openfluit 8’
- Holpijp 8’
- Zing. Prest. 4’
- Koppelfluit 4’
- Nazard 2 2/3’
- Nachthoorn 2’
- Super Kwint 1 1/3’
- Terts 1 3/5’
- Mixtuur III – IV
- Dulciaan 16’
- Tromp. Harm 8’
Pedaal C – f’
- Contrabas 16’
- Subbas 16’
- Zachtbas 16’
- Octaafbas 8’
- Gedektfluit 8’
- Kwintbas 5 1/3’
- Prestant 4’
- Zachtfluit 4’
- Mixtuur IV
- Bazuin 16’
- Trompet 8’
- Klaroen 4’
- Zink 2’
Bron: Uitgave Orgelfestival Limburg 2005 (SOL)