HOME
ZOEKTIPS
LINKS en LITERATUUR
ORGELS
LAATSTE WIJZIGINGEN
OVER ONS
DONATIES


LAATST BIJGEWERKT OP 22-04-2024

Franssen J.G.C., Joseph Gustave Constant

 
Geboortejaar: 1893
Overlijdensjaar: 1968
Betrokken bij: Aldegundis (Buggenum)
Andreas (Melick)
Antonius Abt (Ell)
Dionysius en Odilia (Sweikhuizen)
Gertrudis (Lottum)
Gertrudis (Beesel)
H. Hart van Jezus (Tegelen)
H. Hart van Jezus (Haanrade)
H. Hart van Jezus (Brachterbeek)
H. Hart van Jezus (Roermond)
Hiëronymus en Antonius (Laar)
Hubertus (Hegelsom)
Jacobus de Meerdere (Egchel)
Jacobus de Meerdere (Hunsel)
Jacobus Maior (Roermond)
Jozef (Beringe)
Jozef (Oost-Maarland)
Liefdesgesticht Horst (voormalig) (Horst)
Margarita (Ittervoort)
Martinus (Vlodrop)
Martinus (Tegelen)
Martinus (Neer)
Martinus (Linne)
Martinus (Born)
Martinus (Beegden)
Matthias (Castenray)
Nicolaas (Guttecoven)
O.L. Vrouw Moeder der H. Hoop (Maria-Hoop)
O.L. Vrouw van Goede Raad en H. Jozef (Asenray)
O.L. Vrouw van Zeven Smarten (Molenhoek)
Petrus (Roggel)
Petrus (Baarlo)
Petrus Canisius (Puth)
Severinus (Grathem)
Theresia van het Kind Jezus (Boukoul)
Verschijning van de Onbevlekte Maagd (Molenberg)
 

Joseph Franssen (1893-1968)

Joseph Gustave Constant Franssen was de oudste zoon van de Roermondse kerkarchitect Caspar Franssen (1860-1932). Hij werd op 15 april 1893 te Roermond geboren. Na zijn gymnasiale opleiding aan het Bisschoppelijk College van Roermond ging hij in 1911 in militaire dienst. Zijn studie aan de TH van Delft werd onderbroken door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. In 1923 studeerde hij af aan de TH als bouwkundig ingenieur. Reeds voor zijn afstuderen werkte hij samen met zijn vader Caspar in diens kantoor in de tuin van de Willem II-singel te Roermond. Daarna was het pand aan de Godsweerdersingel (waar thans het Monumentenhuis in gevestigd is) woonhuis annex kantoor. Het kantoor was gevestigd in een ruime kamer aan de straatzijde op de eerste verdieping. Bij het raam stond een lichtbak voor het vervaardigen van kopieën. Franssen had doorgaans maar twee medewerkers, waarvan er een tevens reizend opzichter was. Franssen maakte zelf de ontwerpen, waarna tekenaar Kessels, die wist wat van hem verwacht werd, de details uitwerkte. Evenals zijn vader lag de bouw van kerken en kloosters hem het meest na aan het hart. Voor particuliere woningbouw interesseerde hij zich minder. Een uitzondering daarop vormden de pastorieën en kapelanieën. Scholen daarentegen konden wel weer op zijn belangstelling rekenen. Daarnaast ontwierp hij kantoren, raadhuizen en silo’s. Opgeleid te Delft werd hij sterk beïnvloed door Granpré Molière, die voor hem een lichtend voorbeeld was. Franssen streefde – ook hier was hij de zoon van zijn vader – niet naar vernieuwing. Hij bouwde door vanuit de traditie. Zijn kerken blijven sterk geïnspireerd op romaans en gotiek. Hij kon putten uit een grote architectuurhistorische bibliotheek, waarin zowel bouwtechnische, alsmede kunsthistorische literatuur in ruime mate vertegenwoordigd was. Zijn kennis vergrootte hij ook door regelmatig naar Frankrijk en België te reizen om middeleeuwse kerken te bezichtigen. Moderne kerkelijke architectuur in binnen- of buitenland had niet zijn belangstelling. Franssen was bijzonder trots op zijn gewelven, wier constructie hij het interessantste onderdeel van de architectuur vond. Derhalve sprak hij met enig dédain over de Bossche School, omdat daar  nauwelijks gewelven toegepast werden. Waardering daarentegen had hij voor Herman Valk en Jos Wielders. Met Boosten en Swinkels had hij - om persoonlijke redenen - niet zoveel op. Franssen sprak weinig over zijn ideeën omtrent bouwkunst en bouwkunde of over zijn collegae. Als hij al eens kritiek leverde, dan betrof het vooral de soliditeit van een bouwwerk. Wel mag worden gesteld, dat, zoals collega’s hem noemden ‘de kerkenbouwer’, als ruimdenkend katholiek, geen ideologisch geïnspireerd architect was, die de katholieke zuil wenste te versterken. Wel volgde Franssen tamelijk enthousiast de ontwikkelingen op het gebied van de liturgie. Over de BBC en WGA liet hij zich evenmin uit. Hij had een goede verstandhouding met bisdomsecretaris mr. Willem Delhoofen en de secretaris van de BBC en WGA Jos Kuitems. Franssen realiseerde een groot oeuvre van circa 40 kerken tijdens het interbellum en na de Tweede Wereldoorlog, toen hij tevens veel kerken van zijn vader, die in de oorlog beschadigd waren geraakt, herstelde. Van zijn nieuw gebouwde kerken was hij vooral trots op Melick, met name vanwege de gewelven. In 1960 werd Franssen geveld door een attaque (zie opmerking beneden!). Zijn karakter onderging hierdoor een verandering. Bovendien kon hij niet langer leiding geven aan zijn bureau. Via het bisdom werd de jonge architect Jos van der Pluijm aan hem toegevoegd om de lopende zaken af te handelen. De kerken van Montfort en Guttecoven staan op naam van Franssen en Van der Pluijm, doch in werkelijkheid had Jos Franssen daar geen enkele bemoeienis meer mee.  Joseph Franssen overleed in juli 1968.

Opmerking van zijn schoondochter (08-02-2015):

Mijn schoonvader stierf 04-07-1968 Roermond Godsweerdersingel  39b; t.g.v. lymfo-sarcoom, dus géén attaque, hij bleef tot het laatst toe zéér helder! Tot het laatst toe hadden wij iedere dag telefonisch contact! (Het beeld dat de schrijvers met betrekking tot mijn schoonvader oproepen is te negatief). Met vriendelijke groet, mw. BRJCM Franssen-Jacobs.

(Bron: Dr A. Jacobs en Drs. A.A. Wiekart – Kerken na 1940. Inventarisatie en waardenstelling kerkelijke bouwkunst na 1940 –Roermond – Stichting Monumentenhuis Limburg, 2003)

Zie verder ook: Franssen, Jos | Kerkramen in de Mijnstreek